1r:1
1Waarde Theo,
2Het heeft mij eenigzins verwonderd nog
3niet eens een woordje van U ontvangen te hebben.
4Ge zult zeggen/ ge hadt het nu te druk daaraan
5te denken – en dat kan ik dan ook wel
6begrijpen_
7Het is reeds laat – maar ik wilde U nog eens zeggen
8dat ik regt hartelijk hoop dat voortaan de
9correspondentie weer wat levendiger zal worden
10dan ze den laatsten tijd wel was_
11Hierbij gaan twee krabbels naar een
12paar studies die ik maakte/1 terwijl ik tevens
13bezig ben op nieuw aan die boeren om
14een schotel aardappels.
15Ik kom er daarnet van thuis – en heb bij het
16lamplicht nog gewerkt er aan – ofschoon
17ik het bij dag ditmaal heb aangezet.

[sketch A]
18Ziehier hoe de compositie nu geworden is_
19Ik heb het op een vrij groot doek geschilderd
20en zooals de schets nu is/ zit geloof ik er wel
21leven in_2
 1v:2
22Maar ik weet toch zeker dat b.v. C.M_ spreken
23zou van – misteekend &c_
24Weet ge wat daartegen bepaald gezegd kan worden_
25dat de mooie lichteffekten in de natuur
26eischen men zeer snel werke_
27Nu weet ik wel dat de groote meesters vooral in de
28periode van hun rijpe ervaring én wisten af te maken
29én het leven wisten te behouden.
30Maar dat is iets wat ik vooreerst zeker niet
31zoo zal kunnen_
32Op het punt waar ik nu sta echter/ zie ik
33kans om een gevoelde impressie te geven
34van wat ik zie.
35Niet altijd letterlijk precies – veeleer nooit
36precies – want men ziet de natuur
37door zijn eigen temperament_3
38Wat ik U nu zou willen aanraden is ’t volgende/
39laat de tijd niet voorbijgaan – laat mij zooveel
40werken als maar eenigzins mogelijk is –
41en bewaar de studies van nu af aan allen bij U_
42Ik wil er echter liever nog geen een van teekenen
43want ik zou ze niet graag als schilderijen in
44de wandelinga hebben/ die men later als men wat
45naam mogt maken terug dient te koopen.
46Maar het is goed dat gij ze laat kijken want
47ge zult zien dat we den een of den anderen dag
48iemand vinden die hetzelfde wil doen wat ik U
49voorstel/ n.l. een verzameling studies maken_
 1v:3
50Ik ben voornemens om geregeld s’morgens uit
51te gaan en ’t eerste ’t beste dat ik de lui op ’t veld
52of in huis zie doen maar aan te pakken_
53Zooals ik trouwens nu ook doe_
54Gij zoekt nieuwe idees voor den kunsthandel/
55het idee goed te zijn voor de liefhebbers
56is niet nieuw doch het is er een dat nooit
57oud wordt. Zoo ook securiteit geven – bij een koop.
58En ik vraag U/ is een liefhebber er niet beter aan
59toe wanneer hij van een schilder b.v. 20 zeer
60uiteenloopende schetsen heeft
61voor den zelfden prijs die hij
62billijkerwijs zou moeten betalen voor één schilderij
63dat af was/ zoo dat
64het als handelsartikel in de wandeling kon komen_
65Als ik in uw positie was/ ik zou/
66wegens gij toch veel jonge schilders die nog
67geen naam hebben kent/ ook eens beproeven
68geschilderde studies in
69den eigentlijken handel te brengen – niet als schilderijen doch opgezet
70op de een of andere manier/ op verguld Bristol b.v.
71of zwart of donker rood_
72Maar ik sprak daar van securiteit geven_
73Niet alle schilders maken veel studies – maar velen
74toch/ en vooral de jongeren moeten het zoo veel
75mogelijk doen niet waar. Wie de studies van een schilder
76heeft kan wel zoo goed als zeker zijn (dat komt mij
77althans zoo voor) dat er een band is tusschen den schilder
78en hem die niet makkelijk zoo maar uit een gril
79kan worden gebroken_
 1r:4
80Er zijn menschen niet waar/ die schilders in den tijd dat zij nog
81niet verdienen protegeeren – goed_
82Maar hoe dikwijls gebeurt het niet dat zulks beroerd eindigt – voor
83beide partijen onaangenaam. Eenerzijds omdat de protecteur
84onvoldaan is over geld dat gansch in ’t water is of althans
85schijnt. Andererzijds omdat de schilder meer vertrouwen/
86meer geduld en belangstelling meent te mogen vergen dan men geven wil.
87Maar in de meeste gevallen is het door nonchalance
88van beide zijden dat de misverstanden ontstaan_
89Ik hoop dat dit tusschen ons niet het geval zal wezen_
90En ik hoop dat langzamerhand mijn studies U wat nieuwen
91moed zullen geven. Noch gij noch ik zijn tijdgenooten
92van dat geslacht dat Gigoux in dat boek dat ik van U las teregt
93“les vaillants” noemt_4
94Maar in dezen tijd het enthousiasme van toen te houden
95is niet te min geraden naar ’t mij voorkomt/ want dat
96het geluk de dapperen begunstigt5 is toch wel dikwijls
97'waar en wat daar ook van zij – van het geluk of “la joie? de vivre”6 namelijk –
98men moet werken en durven/ wil men wezentlijk leven_
99 En ik zeg/ laat ons veel schilderen en
100productief zijn en ons zelf zijn met
101gebreken en kwaliteiten – ik zeg ons – omdat
102het geld van U dat ik weet U moeite genoeg
103kost me te verschaffen/ U regt geeft om als er
104iets goeds in mijn werk komt het voor de
105helft als uw eigen creatie te beschouwen_
106Tracht eens iemand van le chat noir7 te spreken
107en te vragen of zij een krabbel van
108die aardappeleters willen/ en indien ja/ op
109welke grootte want dat is me onverschillig.
110Gegroet, met een handdruk_

111b_ à t_
112Vincent
 2r:5 [sketch B]  3r:6 [sketch C]

28-29 én [...] én < Accents added.
97 – van < van
top