1r:1
Waarde Theo,
Ge zoudt mij een zeer groot genoegen doen met nog voor me te zien te krijgen

Illustration No 2174
24 Octobre 1884.

’t Is reeds een oud No doch aan ’t bureau zal men ’t nog wel geven. Er staat in een teekening van Paul Renouard – een grève van wevers te Lyon.1 Ook een uit eene serie over de Opera – waarvan hij ook etsen heeft uitgegeven, naar er staat – le Harpiste, die ik erg mooi vind.2
Dan heeft hij nu ook nog pas gemaakt le monde judiciaire, die ik van Rappard kreeg – ge kent die waarschijnlijk uit de Paris illustré van Dumas.3
Maar de teekening van de wevers vind ik ’t mooist van allen en er is zooveel corps en volheid in dat me dunkt die teekening zich goed zou houden bij Millet, bij Daumier, bij Lepage.
Als ik denk hoe hij tot die hoogte is gekomen, door van ’t begin af naar de natuur te werken zonder andere lui te volgen, en hoe toch hij in harmonie is met de heele knappe lui, ook wat techniek betreft, al heeft hij van ’t begin af zijn eigen manier van doen gehad, dan vind ik hem alweer een bewijs van dat als men maar doorgaat met zich aan de natuur te houden, het met ’t jaar beter wordt.–
 1v:2
Waar met den dag meer ik van overtuigd wordt, is dat die lui er niet komen die van het worstelen met de natuur geen hoofdzaak maken.–
Ik vind dat men als men de meesters met aandacht heeft getracht na te gaan, men hen allen terugvindt, op zekere momenten, diep in de werkelijkheid. Ik bedoel – wat men noemt hunne scheppingen – zal men ook zien in de werkelijkheid naarmate men – soortgelijke oogen – soortgelijk sentiment – heeft – als zij.– En ik geloof dan ook dit – indien de critici of kenners meer met de natuur vertrouwd waren, hun oordeel zou beter wezen dan nu ’t de routine is slechts in schilderijen te leven en die onderling te vergelijken.
Wat natuurlijk als zijnde één kant van de kwestie in zijn verband goed is, doch solide basis mist als men de natuur gaat vergeten en niet diep doorkijkt.
Kunt gij niet begrijpen dat ik hierin misschien geen ongelijk heb – en om nog duidelijker te zeggen hoe ik het meen, is het niet jammer dat gij b.v. zelden – of haast nooit meer – komt in die binnenhuizen of omgaat met die menschen,  1v:3 of die stemmingen in ’t landschap ziet die in de schilderijen welke ge ’t mooist vindt worden geschilderd. Ik zeg niet dat in uw werkkring ge dit kunt doen – juist omdat men veel en lang moet kijken op die natuur eer men tot de overtuiging komt dat wat de groote meesters voor meest aangrijpend hebben geschilderd toch zijn grond in ’t leven en de werkelijkheid zelf heeft. Een basis van solide poezij die eeuwig als daadzaak bestaat en gevonden kan worden als men diep genoeg graaft en zoekt.
Ce qui ne passe pas dans ce qui passe,4 dat bestaat.– En wat Michel Ange in een almagtig mooie beeldspraak zeide,5 dat vind ik Millet gezegd heeft zonder beeldspraak – en door Millet kan men ’t best leeren kijken misschien en “een geloof” krijgen.–
Als ik later mooier werk maak zal ik toch niet anders werken dan nu, ik bedoel het zal den zelfden appel zijn doch rijper – ik zal zelf niet omdraaien in wat ik van ’t begin af heb gedacht.– En dit is de reden waarom ik van mijn kant zeg, indien ik nu niet deug, deug ik later ook niet – maar indien later dan ook nu. Want koren is koren al lijkt het voor stedelingen op gras in ’t begin – en ook omgekeerd.–
In elk geval – of de lui goed of niet goed vinden wat en hoe ik doe, ik voor mij weet geen anderen weg dan zoolang worstelen met de natuur tot zij haar geheim zegt.
 1r:4
Ik ben steeds werkende aan diverse koppen en – handen – ik heb er ook weer een aantal geteekend, misschien zoudt ge er wat in vinden – misschien ook niet – wat kan ik er aan doen.– Nog eens – ik weet geen anderen weg.
Maar ik kan me van U dat niet begrijpen, dat gij zegt – misschien vinden we later moois ook in de dingen van nu.–
Als ik U was zou ik zooveel zelfvertrouwen en zelfstandige opinie er op na houden dat ik wist of ik nu kon zien wat er in een ding was al dan niet.–
Enfin – weeta dat soort van dingen voor U zelf.
De maand is nog wel niet geheel om maar mijn beurs is wel geheel leeg – ik werk door zoo hard ik kan6 en ik geloof voor me zelf dat juist door aanhoudend ’t model te bestudeeren ik mijn roer wel regt zal houden.
Ik wou ’t U mogelijk was eenige dagen vóór den eersten reeds te zenden – om die zelfde reden dat de einden der maanden me altijd zwaar zijn, waarb ’t werk me veel kost en ik er niets van verkoop. Dit zal echter niet altijd zoo duren want ik werk te hard & te veel dan dat ik althans ’t niet zoo ver brengen zal ik er mijn kosten uithale zonder in afhankelijke positie te zijn. En voor de rest, de natuur buiten en de binnenhuizen, ze zijn prachtig van stemming hier tegenwoordig, ik doe mijn best den tijd niet te verliezen. Gegroet.

b. à t.
Vincent

top