1r:1
Waarde Theo,
Ziehier nog een paar cartes de visite om U een idee te geven van die decoratie voor Hermans – waarvan dit twee doeken zijn.1
Rappard is hier dezer dagen, en laat U groeten.2 Hij heeft een heel mooie studie van een meisjeskop gemaakt en een van een boerenerf, en twee kleinen van ossekarren.3 En er moeten er nog verscheiden bij komen waar hij plan op heeft.
Ik ben werkende aan een figuur van een herder met grooten mantel om – die van ’t zelfde formaat is als de spinster.4
En overigens een studie van twee Knotwilgen met de geele blaren van populieren er achter en een kijkje over de velden.5
 1v:2
Het is buitengemeen mooi hier dezer dagen met de herfsteffekten. Over 14 dagen zullen we de echte chûte des feuilles hebben – als al wat aan de boomen zit er in enkele dagen afvalt.
Als ik met dien herder wat voorspoed heb zal ’t een figuur worden waar iets van het heele oude Brabant in zal zitten.– Enfin hij is nog niet klaar en we zullen zien hoe hij wordt.
Ge hadt wel eens een woordje kunnen antwoorden op wat ik U laatst schreef – komt me voor – al was ’t alleen wegens ’t uw eigen idees zou wakker maken welligt. ik voor mij – ondanks veel oud en nieuw verdriet – twijfel hoe langer hoe minder aan mijn toekomst, en wat mijn werk en zelfs ook wat mij zelf betreft.
 1v:3
Toch weet ik dat in beide opzigten ik veel strijd zal hebben – dat en mijn werk en ik zelf tegenkanting zullen krijgen, een slechten indruk zullen maken in veel gevallen doch niet in alle.
En wat mijn werk betreft, met den dag meer wordt ik feller er op en krijg ik een opgewektheid terug als was ik 20 jaar.
Ik moet dan ook doorzetten ik eens naar Antwerpen ga – in der tijd6 heb ik dikwijls genoeg dingen verkocht die door authoriteiten onverkoopbaar waren verklaard. Als ik in der tijd iets wou verkoopen dan sprong ’t niet altijd af als ik eenmaal het wilde dat iemand dit of dat nemen zou.
En misschien hebt gij gelijk dat ik zelf maar voor mijn werk een weg moet zoeken en mijn eigen handelaar worden. Enfin.
Gegroet.

b. à t.
Vincent

top