1r:1
Waarde Theo,
t’huis komende kunt ge nog een briefje1 van me gevonden hebben. Doch als ik daarin toen U verzocht terug te nemen een & ander wat ge zeidet,2 zoo vraag ik U dat nu niet eens meer.–
Want zelfs indien ge zeggen zoudt ge er anders over waart gaan denken, zou ik het toch niet gelooven kunnen, daar ik geloof ge nu eenmaal definitief zoo zijt – en niet ligt daar vooreerst meer van afgaan kunt. Over jaren praten we over zulke kwesties misschien heel anders doch waarschijnlijk ook dan niet eens.–
Vooreerst hebben we m.i. er zeker niet op terug te komen.
Wat ge volgende maand méér zoudt zenden dan frs 100 zoudt ge terugkrijgen, zend dus frs 100 (waarop in gevolge onzer afspraak ik voorloopig blijf rekenen) doch niet meer.
 1v:2
En ’t zal mijn streven zijn iets anders ook daarvoor in de plaats te vinden en op den duur zal mij dat wel lukken.
Gegroet.

Vincent

Meen als je blieft niet ik niet zou willen goede vrienden blijven – doch ’t ligt hier in den aard der zaak dat het niet kan, al zou men ’t probeeren ’t toch niet zou opgaan. enfin ’t is een geval waar geen mensch veel aan zou kunnen doen.– Uw karakter geloof ik nu dat in een vaste plooi zich heeft gezet – ’t mijne ook –3 – en de rigtingen loopen niet evenwijdig. ’k neem U eigentlijk ook niets bepaald kwalijk – misschien gij mij ook niet – doch om door te gaan als waren we eensgezind zouden we lui als Monsieur Joseph Prudhomme van Monnier moeten wezen, en ik althans pas daar voor.4 en ik hoop voor U – gij ook – ik trek ’t me verder ook niet meer aan ook.–

top