1r:1
Waarde Theo,
Dezer dagen zal ik U nog een nieuwe penteekening sturen van een wever – grooter dan de 5 anderen.1 ’t Weefgetouw van voren gezien – die zal maken dat dit reeksje teekeningen meer compleet is.–2 ’K geloof dat als ge ze opzet op grijs Ingres, ze ’t best zullen doen.–3
’t Zou me een beetje teleurstellen deze wevertjes terug te ontvangen.– En indien niemand anders er aan wil die ge kent, zou ik dit een artikel vinden dat misschien ge voor U zelf zoudt kunnen nemen om met dit als begin een aantal penteekeningen van Brabantsche handwerkslui bij een te brengen. ’t Geen ik graag ondernemen zou en – in de veronderstelling ik nu nogal veel in Brabant zal zijn – veel animo in zou hebben.
Op conditie van dat we er een suite van maken die bij elkaar blijft, zal ik graag den prijs laagstellen zoo dat, al zouden er veel teekeningen van dat soort komen, het in zijn geheel kan blijven.
 1v:2
Evenwel ik voor mij zal mij schikken naar wat gij dienaangaande ’t beste vinden zoudt.
En ge ziet dat het mijn streven niet is om de zaken met U af te breken – alleen, ik heb u gewezen er op dat het mij voorkwam zijn nut te kunnen hebben de teekeningen naarmate ik ze zend ook te laten zien.
Wat betreft ’t geen ge aan mij schreeft van Marie – ik geloof in zoo’n geval waar men geen mogelijkheid ziet het door te voeren, men iets niet moet vergeten.
Namelijk dat indien de vrouw van u heeft gehouden en iets voor u gevoeld en gij voor haar, deze periode van liefde een buitenkansje is in het leven.– Zij de vrouw mooi of leelijk, jong of oud, blijke ze beter of slechter, heeft daar slechts indirekt mee te maken.– Op zich zelf staat die zaak dat men elkaar heeft liefgehad.– Bij ’t scheiden nu – doof dat niet uit of tracht het niet te vergeten – en de klip dan te vermijden is die van eigengeregtigheid – men moet het dan niet laten voorkomen als of de vrouw aan den man veel verpligting  1v:3 had – men scheide als hadde men zelf verpligting – is m.i. galanter – en – humaner.– Welligt is dat uw zienswijs ook.– Liefde brengt altijd in moeielijkheden, dat is waar, maar heeft voor dat zij energie geeft.– Enfin.–
Van mij zelf geloof ik – en acht het mogelijk ’t met U eenigermate ook zoo zijn kan – dat ik nog geen ondervinding genoeg heb van de vrouwen. Wat dienaangaande in onze jeugd ons is geleerd deugt niets van, dat’s zeker – was geheel buiten de natuur om. En moet men door ondervinding iets zien te leeren – Het zou magtig pleizierig zijn indien men goed was en de wereld goed was &c. – jawel – doch het komt mij voor men hoe langer hoe meer tot de ervaring komt dat we zelf evenmin deugen als de wereld in ’t algemeen – waar we een stofdeeltje van zijn – en de wereld evenmin als we zelf – ’t zij men er erg zijn best op doe ’t zij men meer onverschillig handele, het wordt altijd iets anders – komt anders uit – dan men eigentlijk wou.– Maar wat er ook zij van het er beter of slechter, gelukkiger of ongelukkiger afbrengen, iets doen is beter dan niets doen.–
 1r:4
Enfin, mits men maar zorge, zooals Oom Vincent zegt – dat men niet tot een stijve, eigengeregtige hark opgroeije – mag men zelfs zoo goed zijn als men wil.– ZEd. gaf deze wijze les aan de dochter van C.M.4
Nu, gegroet.

b. à t.
Vincent

 2r:5
Uw brief over Millet heeft goede passages – beter gezien dan wat ge over l’Hermitte zegt, voor wien gij gerust uw sympathie kunt houden dunkt me. Verdiep U niet te veel in die absoluut steriele zanikerij over wie de eerste, wie de tweede &c. is, dat is niets dan nonsens en bête.– Er zijn er genoeg die dat doen, en wees gij een van die die Millet heel mooi vinden en l’Hermitte ook, zòò dat U geen ruimte overblijft om te suffen over wie nu het beste, het eerste is – ze zijn beiden boven ’t peil.
Wat zou men er aan hebben vergelijkingen te trekken tusschen Rembrandt en Nicolaas Maas of vd. Meer – nonsens hé – dus laat dat daar.–
over Millet had ik U nog dit te vragen, Zoudt gij soms denken dat Millet Millet zou zijn geworden als hij kinderloos en zonder vrouw had geleefd?5
Hij vond zijn inspiratie te makkelijker en voelde de eenvoudige lui beter en dieper omdat hij zelf leefde als een arbeidersgezin – maar met oneindig meer gevoel dan een gewoon arbeider.–  2v:6 Millets gezegde was, Dieu bénit les grandes familles6 – en dat hij dit meende klopt zijn leven mee.– Zou Millet dit hebben kunnen doen zonder Sensier.– Misschien niet.– Waarom brak Millet met die mannen die eerst zijn vrienden waren en van wien hij een jaargeld had evenwel.–7 Sensier laat zich daarover genoeg uit om te laten merken het hem schortte in dat zij en Millets persoon en Millets werk onder de mediocreteiten rekenden en er zich zelf en Millet mee embêteerden tot die kruik eindelijk, na lang te water gegaan zijnde, brak.– En toch Sensier treed niet in bijzonderheden van die dagen – net als of hij begreep dat Millet zelf dien tijd een ergen zaniktijd vond en er liever niet aan dacht.– Sensier zegt ergens dat als Millet dacht aan zijn eerste vrouw en die scharrelderij van toen, hij zijn hoofd tusschen zijn twee handen nam met een geste als overstelpte hem op nieuw die groote duisternis en onuitsprekelijke melankolie van die periode.– De tweede keer lukte zijn huisselijk leven beter – doch hij was niet meer met die eerste lui.–8

top