1r:1
1Waarde Theo,
2Gisteren avond kwam ik terug te Nunen en nu
3moet mij maar dadelijk van het hart af wat
4ik U dien te zeggen_
5Mijn gereedschap/ studies &c_ heb ik ginder ingepakt
6en naar hier gestuurd/ en Pa en Moe het kamertje
7leeg gemaakt hebbende ben ik reeds voorloopig in
8die nieuwe werkplaats geinstalleerd waar ik hoop het
9mij zal mogen lukken wat te vorderen.
10Weet nu verder dat ik de vrouw heb gesproken
11en dat nog meer definitief zelfs het ons besluit is
12zij blijve op zich zelf en ik op mij zelf in alle
13geval/ zoo dat voor de wereld er niet billijkerwijs
14kan worden aanmerking gemaakt_
15Nu wij eenmaal gescheiden zijn blijven wij ook gescheiden/
16alleen van achteren beschouwd betreuren wij het
17niet liever een middenweg te hebben gekozen/
18en zelfs nu nog
19blijft wederzijdsch eene gehechtheid die te diepe
20wortels of gronden heeft dan dat zij vergankelijk zij.
21Ik moet nu U een paar dingen zeggen waarop
22ik na dezen niet zal terug komen – die gij kunt
23opvatten zoo als gij wilt – waarover het U
24vrij staat na te denken of van U af te schuiven
25– dat is mijn zaak niet – weet gij dat voor U zelf_
26Weet dan dat ik met een diep leedwezen terugzie
27op Uw bezoek van dezen zomer/ op onze gesprekken
28van alstoen en op hetgeen er uit voortvloeide_
29De tijd is er nu over heen gegaan maar ik mag niet
30ontkennen van achteren beschouwd het mij niet regt
31voorkomt van ons_ En ik beschouw Uw woorden
32en U zelf nu eenigzins anders en ik kan niet
33precies met hetzelfde gevoel meer aan U denken
34als vroeger_
 1v:2
35Ik zie nu namelijk duidelijker hoe gij en anderen
36schenen te wenschen ik zou scheiden van haar_
37Aan de goede bedoelingen twijfel ik niet_
38Het was aan mij om er in te beslissen en dus/ indien ik
39verkeerd deed/ m.i. ik mag het U niet in de
40eerste plaats verwijten (in de eerste plaats verwijt ik me zelf)
41doch U in de tweede plaats_
42De hefboomen die op mij werkten zoo dat ik van mijn
43stuk raakte en waar gij althans wel eenigzins
44mede te maken hebt – waren 1 het aanroeren van
45een oneindig teere kwestie uit het verleden die mij
46troubleerde/ tweedens uw zeggen dat
47“mijn pligt” mij misschien brengen zou op scheiden_
48Nu – als het geheel op zich zelf stond wat gij zeidet – zou
49ik er niet eens op terug komen – maar het klopt te veel
50met de gevoelens van andere personen van
51wie ik ook verschil dan dat Uw opinies door mij
52kunnen beschouwd worden als staande geheel op zich zelf_
53Ik trad in Uw zienswijs – ofschoon waarschijnlijk
54met bedoelingen nog heel anders dan gij U wel
55voorstelt, en zullende dienaangaande de tijd U
56nog een & ander ophelderen dat nu niet aan de orde
57is om er over te spreken_
58Gij weest mij op een geval waar het “goed had gewerkt”
59dat zeker man zekere vrouw had verlaten_
60Dat kan waar zijn op zich zelf – zeer waar – doch
61was het hier toepasselijk betreffende haar en mij_
62zie/ dat is een tweede.
63En ik ben zoo vrij geweest mijn oog er eens over
64te laten gaan “of het goed gewerkt had_
65En – vriend – dat is nu maar al te twijfelachtig_
 1v:3
66Weet dat de vrouw zich goed heeft gehouden/
67werkende (n_l. als waschvrouw)1 om te voorzien in haar onderhoud en dat van
68hare kinderen/ gevolgelijk haar pligt heeft betracht
69en dat in groote ligchamelijke zwakte_
70Gij weet dat ik haar bij mij in huis heb genomen omdat
71bij haar bevalling er dingen gebeurd zijn die maakten
72de dokters te Leiden er op wezen zij ergens rustig moest
73zijn wilde zij en haar kind er boven op komen.
74Er was anemie en reeds een beginsel van tering misschien_
75Nu/ zoolang ik met haar was is zij niet erger geworden
76doch in veel opzigten sterker/ zoodat verscheidene
77leelijke verschijnselen weg bleven.
78Maar nu is dat alles weer verergerd en ik
79vrees zeer voor haar behoud/ en ook het arme
80kindje/ waar voor ik zorgde als was ’t mijn eigen/
81is niet meer wat het was_
82Broer/ ik vond haar in groote ellende en ik ben
83zeer bedroefd er over_
84Ik weet wel dat het meer mijn eigen schuld is
85natuurlijk/ doch gij hadt ook anders kunnen spreken.
86Ik begrijp nu te laat beter sommige
87buijen van humeur in haar/ en sommige
88dingen die ik dacht moedwillig zij verkeerd deed/
89als verschijnselen ook van zenuwen en hebbende
90zij ze meer als ’t ware onwillekeurig gedaan_
91Zoo als zij mij reeds bij meer dan een gelegenheid
92later zeide “Soms weet ik niet wat ik doe_
93En er is zoowel voor mij als voor U een verontschuldiging
94in het begrijpelijke van dat men bij zulk eene vrouw soms
95niet weet waaraan zich te houden/ en bovendien de
96finantieele bezwaren – doch wij hadden meer een
97middenweg moeten kiezen en indien wij dien
98'nu nog konden vinden – ofschoon die nu moeielijk
99te vinden zal zijn – het ware nog humaan en
100minder wreed_
 1r:4
101Ik heb haar geen hoop willen geven evenwel/ en ik heb
102haar aangemoedigd en trachten te troosten en te sterken
103op den weg waarop zij nu is/ alleen staande/ werkende
104voor zich en haar kinderen. Toch mijn hart word sterk
105tot haar getrokken met hetzelfde innige medelijden van
106vroeger/ medelijden hetwelk ook steeds leefde in mij
107in deze laatste maanden/ zelfs bij eene scheiding_
108Nu/ onze vriendschap/ broer/ is er zeer door geschokt
109en indien gij zoudt zeggen/ wij hebben ons zeker niet
110vergist/ en indien gij mij zoudt blijken te zijn in dezelfde
111stemming nog van toen – ik zoude U niet meer
112kunnen achten precies als vroeger.
113Respecteerende ik U vroeger juist ook omdat op een
114moment waar anderen mij niet meer wilden kennen
115'wegens ik met haar was/ gij mij hielpt om haar
116in ’t leven te houden.
117Ik zeg niet er geen wijziging of verandering noodig
118'was maar – wij zijn (of liever ik ben) geloof ik wat ver gegaan.
119Door dat ik nu hier een atelier heb is misschien meer dan
120één finantieel bezwaar minder fataal.
121Ik eindig met te zeggen/ denk er over na
122als gij wilt – maar indien uw stemming
123na wat ik U zeg precies blijft als dezen zomer/
124kan ik voor U niet meer ’t zelfde respect hebben
125als vroeger_
126Overigens ik ben tevens besloten U over
127een eventueele verandering van Uw omstandigheden
128of carriere geen woord meer te spreken_
129Want ik zie als ’t ware twee naturen in U
130die in U zelf strijden tegen elkaar –
131verschijnsel dat ik in mij zelf ook zie/ doch
132'zijnde voor Ua misschien bij mij/ door dat
133ik 4 jaar ouder ben/ een paar kwesties beslist/ welke bij U
134meer in gisting zijn_– Denk eens na over wat ik U zeg/
135zou ik het best vinden/ doch gij kunt het ook van U afschuiven_
136Maar ik voor mij wou er ronduit over spreken tot U en kan mijn gevoelens
137U niet verheelen. Met een handdruk_

138b_ à t_
138*Vincent

 2r:5
139Betreffende mijn gevoelen hoe ver men gaan mag in een
140geval waar het geldt een arm/ verlaten/ ziek
141schepsel zich aan te trekken/ dat zeide ik U reeds
142bij eene vroegere gelegenheid en herzeg het

143 tot in het ONeindige_2

144En daar staat tegenover ook onze wreedheid oneindig wezen kan.


98 vinden – < vinden
115 gij mij < mij
118 (of [..] ben) < Added later; parentheses added by us.
132 zijnde < zijnde het
top