1r:1
1Beste broer,
1*Uw brief ontvang ik dezen morgen/
2inhoud verwondert mij in veel opzigten niet_1 Wel
3verwondert het mij dat gij mij zoudt toekennen ook
4maar den minsten blik op zaken/ daar zooals ge
5weet ik voor een droomer doorga in dat respect, en
6ik niet meende te kunnen veronderstellen gij
7er eenigzins anders over dacht.–
8Het idee van verandering van patroon/ dunkt mij/
9is een gezond idee van U_– Dat moment waarop
10de heeren tot ander inzien zullen komen af te
11wachten is men primo niet toe verpligt/ tweedens/
12indien men er zich toe verpligt rekende/ men
13zou wel in eeuwigheid kunnen wachten/ of liever/
14op dat moment indiena een jong employé
15betwijfelen moet of/ indien ’t kwam/ hij niet te
16afgetobt zou wezen om den boel te redresseeren/
17hoeveel te meer de oude pochards pleins zelf.
18Die zijn dan ook weer hun benul kwijt nog veel
19meer – en decadence is decadence –
20een verdiend ten onder gaan eener zaak/
21fataal verbonden aan zekere fouten_– Ik zeg niet
22in geval als door onbezonnenheid ’t gebeurt
23maar in geval ’t gebeurt door dat hatelijke/
24brooddronkene/ wispelturige/ overmoedige van
25zijn roem overleven en er zich op baseeren om
26te meenen alles een geldkwestie
27is en men maar alles kan & mag – indien
28het veelmalen lukt/ toch in ’t eind komen ze
29in beroerdigheid en zoo’n administrateur general
30is de eenige die er momenteel goed afkomt.
31Och – het is de eeuwige historie – maar natuurlijk
32al die afdeelingen/ zoo officieuse als officieele/
33al die boekhouderij/ het is immers klets en daar
34doet men toch geen zaken mee_ Zaken doen is
35toch ook een actie/ een aangrijpen door
36persoonlijk inzigt en wilskracht_2 Dat wordt
37nu niet geteld – dat wordt gekortwiekt – zoo
38dat gij klaagt er zijn geen schilderijen genoeg_
39Suffit.– mijns inziens is nu het huis G&Cie aan den
40windhandel en wie den wind zaait/ er moet
41van komen hij den storm oogste_3
 1v:2
42Ik – die zes jaar er in was – die/ al was ik er maar
43een van de minste employés/ toch zelfs nu nog na
4410 jaren minstens voel hoe nog iets van mijn hart er
45in zit/ ik vind het bitter/ bitter/ bitter treurig_
46Ik vind het een zaak om liever niet over te spreken/
47ik ken de geschiedenis van het huis wel niet precies/
48misschien onjuist/ toch zóó veel weet ik/ Vroeger was
49het er heel anders en dat nu het zoo beroerd gaat/
50nog eens/ ik vind het ellendig. Mijns inziens hadden
51de heeren veel vroeger tot inkeer moeten komen_
52Zij zijn begonnen tijdens Oom V. met weinig employés/
53die zij lang niet zóó uit de hoogte & als machines behandelden_
54Toen was er zamenwerking/ toen kon men er met
55zijn hart in zijn. Maar sedert is het personeel
56vermeerderd en tevens heeft het bestaan hoe langer hoe minder
57uit personen die werkelijk hart voor de dingen
58hadden en er van wisten_– Ik zelf woonde nog
59curieuse dingen reeds daarvan bij_– Intusschen werden
60de heeren ook hoe langer hoe hoogmoediger en
61mijns inziens zijn ze nu radicaal verblind.
62En als ik mijn gedachte nu ronduit zeggen mag zoo
63geloof ik dat het best wat hun overkomen kon ware
64dat den boel in ’t riet liep_ In hun ontnuchtering
65zouden zij/ al waren ze te oud om den boel weer te
66redresseeren/ althans weer als menschen te respecteeren
67zijn_– Ik zie met genoegen dat gij over hun
68persoonlijk zwijgt/ dat is ’t beste/ en trouwens ik
69dacht ook niet anders van U. Maar overigens voor U
70persoonlijk is het iets eigenaardigs moeielijks. Gij zijt
71met Uw hart er in en zijt hun trouwer dan een der
72anderen/ gij zoudt geloof ik liever er in blijven omdat
73het huis het huis is/ als ’t houdbaar was zelfs ingeval
74een andere betrekking voordeeliger was. Dat alles/ ’t wordt
75als minder dan niets gerekend/ ten minste het schijnt
76zoo want al voelde de oude Goupil4 b.v. een zeker
77attachement aan U/ hoogstwaarschijnlijk zou hij er niets
78van zeggen wegens zij zelf/ denk ik/ zich niet in ’t minst
79uitlaten en schijnbaar kalm de dingen maar laten
80oploopen_– Nu/ uit uw brief zie ik ’t volgende/
81dat de toestand waarin ge op ’t moment zijt veel onhoudbaars
82heeft. Als gij b.v. tot den ouden Goupil eens in vertrouwen
83spraakt/ was misschien toch goed/ zeggende dat gij
84zoo lang U stilgehouden hebt als ge kondt doch nu
85eens zoudt dienen te vragen/ niet langer er meer mee moogt wachten/ wat de heeren eigentlijk
86willen want dat zoo als ’t nu gaat gij niet langer
87zoudt willen meedoen. Zoo iets_– Daar is haast geen gelegenheid
88toe – dat valt haast niet in de termen – ik weet dat wel – maar toch_  1v:3
89Zóó iets als dat gij niet een even
90mooie doch een aanvankelijk veel
91minder bezoldigde en nog te creeeren
92betrekking aanvaarden zoudt in plaats
93van uw tegenwoordige/ is eene daadzaak welke
94dunkt mij/ indien iets/ geschikt zou zijn
95om nog oogen te openen. Ik geloof dat
96zoo iets niet tot resultaten zou leiden/ tot verbetering
97der dingen/ doch wat er ook gebeurde/ zou de
98oude Goupil U vertrouwen en misschien zoudt
99ge hem in elk geval toch nog van dienst kunnen
100blijven.
101Ik moet echter niet me verdiepen in toestanden die ik
102slechts ten allerzeerste in ’t algemeen bij magte ben
103te overzien/ en komen op wat gij omtrent een plan
104van U verder zegt.
105'In de gegevenen – gesteld noodzakelijkheid van veranderen –
106opperbest – een moderne zaak waar activiteit nog iets
107kan – waar men niet op een routine en administratie/
108'zóó gecompliceerd dat ze alles verlamt/
109stuit. Ge zegt/ er is kapitaal/ er is (en dat’s meer dan
110kapitaal) goede inrigting voor reproductie_ zijn nu
111verder de patroons van die affaire lui die het meenen
112en is hun plan goede dingen te leveren/ quand même
113hun reussite te zoeken in eerlijkheid_ Dan zoo als
114gezegd/ opperbest_– Wisselingh stuitte bij Cottier echter
115te zeer op het karakter van zijn patroon (ofschoon hij mij
116'dit nooit zeide noch iemand anders) doch ik heb het al lang
117gedacht uit me zelf en het klopt met Wisselinghs gezegde “ik
118'verloor mijn tijd bij Cottier”. Dat karakter misschien wel
119wat meer uit grootspreken dan uit groot doen bestaande/
120zoo zeg ik/ die lui die aan ’t hoofd staan van die
121'andere affaire/ meenen ze het/ willen ze?
122Het kunnen bij mij volgende meer uit die twee
123artikels dan men wel meestal zegt. Au fond moet
124men weten wat men wil_
125Nu/ zoo kom ik op wat ge omtrent me zelf schrijft.
126Voorzeker zou ik zelfs heel erg graag eens een tijd te
127Parijs zijn omdat ik geloof ik er die wrijving met artisten
128zou krijgen die ik toch nog eens hebben moet.
129Kan dat_– Het zou kunnen als ge zelf niet in
130de engte komt al te zeer – willen zou ik wel_
131Op wat gij schrijft zou ik met U over de dingen willen spreken/
132ja maar wat zou dat geven/ liever een handje meewerken
133als er gelegenheid was_ N’importe comment_
 1r:4
134Want ik zou meenen dat als ik b.v. gelegenheid had
135om eens meer van ’t drukken te zien/ ik daardoor
136in mijn werk zou vorderen_
137Alleen met het schilderen &c_ ben ik nu eenige oefeningsjaren
138door/ dus dat zet ik door_ Maar veeleer dat het
139hinderen zou dat ik iets er bij deed van werken in
140drukkerij of zoo/ zou dat me helpen – doch ik zou dat alles moeten leeren –
141doch meen wel ik zelf reproducties zou kunnen
142teekenen b.v. En alles van dien aard wil ik
143'graag beproeven/ vooral als erdoor brood verdiend
144kan worden ginder. Ik geloof wel degelijk dat
145ik het zoover zal brengen dat ik niets meer er bij
146hoef te doen/ echter alleen weet dit wel/ dat ik in
147een plan om naar Parijs te komen geen bezwaar zou
148vinden indien gij van meening waart het ergens goed
149voor kon zijn of om een of andere reden beter schikte.
150'Nu/ ik U raden in zaken zou wel niet in de termen
151vallen/ ik ben er te lang uit en als ik er weer inkwam
152zouden we in zeer veel dingen het volkomen eens
153zijn. En ik weet evenwel dat ik gezien heb wat ik gezien
154heb/ en betreffende kwesties van reproductie of uitgaaf/
155ja wat mooi is dat weet ik ook wel_– Hoe het te
156doen wil ik als het kan/ op welke wijs ook/ graag een
157handje aan meewerken.
158Overigens nu hier op die heerlijke hei hoef ik U niet
159te zeggen ik volstrekt geen verlangen heb naar Parijs
160en ik er bitter weinig over zou denken
161als er door uw brief geen aanleiding toe zou zijn_
162En ik zeg er eenvoudig van/ als ’t zoo uitkomt/
163heel best naar Parijs/ als ’t zoo uitkomt/ heel best
164hier in ’t turfveld. Er zal overal wel wat te schilderen
165zijn. Hier is het magtig mooi en al schilderende
166geloof ik dat ik een beetje beter leer schilderen.
167Nu/ mijn hart is daarbij/ dat begrijpt ge wel.
168Ik geloof ook nog bovendien dat après tout als
169men ’t handwerk kent/ een handwerk het meest solide
170middel van bestaan is/ dus reden te meer dat ik het
171daarin zal blijven zoeken.
172Meer nog – als er eens van kwam dat om een of
173andere reden/ wegens ’t niet anders kon of beter
174convenieerde/ we zamen te Parijs waren. Dan
175zou ik reeds vooruit U durven zeggen: begin te
176teekenen en ik zal U de eerste dingen wat ophelderen_  2r:5
177Ik weet hoeveel ik nog zelf leeren
178moet maar toch/ ik begin voor mij
179licht te zien en op een of andere
180manier/ door eigen oefening/ door
181van anderen te leeren wat ik overnemen kan/
182zal ik met lust aan ’t schilderen blijven.
183En kon ’t zijn dat gij op een punt kondt komen
184dat ge licht zaagt er in/ welnu tant mieux.
185Want gij zegt ge hebt uw hart in den kunsthandel_
186Ja best/ doch evenwel nog meer in de
187kunst zelf/ geloof ik.
188Nu kerel/ schrijf weer eens spoedig – ik zou nu
189allerlei beroerdigheid soms gaan denken als je
190'er over zweegt_ Is er dus iets bijzonders/ schrijf:
191'er is iets bijzonders/ is er niets bijzonders/ schrijf:
192er is niets bijzonders/ doch zwijg er niet heelemaal
193over want dat is de moeite niet waard_
194O.– ik heb een brief van de arme vrouw –
195was blij ik haar geschreven had5 doch tobt met
196de kinderen en gaat als noodhulp uit werken.
197Moet wel bij haar moeder in huis zijn. Stakkers.
198Courage moeten we toch maar hebben –
199malgré als ’t niet van zelf gaat_
200Ik krabbel nu nog een paar gevallen van
201hier. Het land is zoo mooi dat ik ’t U niet
202zeggen kan_ Als ik een beetje beter schilder –
203dan!– Schik het betreffende mij net precies
204zoo als ’t het beste uitkomt/ ik zou hier leeren
205en ginder ook leeren geloof ik_
206Nu/ hoe ’t ook loope/ gij zult er niet ongelukkiger
207door worden komt het mij voor/ en misschien hebt ge
208reeds te lang verdragen. Mogt het zoo zich schikken
209dat gij door de heeren meer geteld werd en men U
210meer vrijheid liet om de zaken te doen zoo als ge het begrijpt/
211dat zou ik wel het beste vinden. Doch het zou mij verwonderen
212als ’t dien kant uitging want Oom Vincent zelf
213is bij ’t heengaan niet heel mooi behandeld_6
 2v:6
214Maar dat daargelaten – ’t komt mij zoo voor dat de
215heele kunsthandel ziek is – om geheel mijn gedachte te zeggen
216betwijfel ik of de ontzettende prijzen/ zelfs voor meesterstukken/
217zullen blijven_– Er is een je ne sais quoi over heen gegaan
218dat den boel verkild heeft – en het enthousiasme is
219in zijn schulp gekropen_– Doet dit er veel toe voor de artisten_
220Och neen want de grootsten hunner profiteerden van die
221enorme prijzen persoonlijk in den laatsten tijd als ze er al
222bovenop waren meestal slechts/ en zij – Millet & anderen/
223'Corot met name – zouden er niet minder of minder mooi
224om geschilderd hebben als die enorme hausse niet had plaats
225gehad. En wie iets kan dat de moeite waard is gezien te worden/
226welnu wat er ook zij van den kunsthandel/ voor een reeks
227van jaren nog zal ’t wel zoo blijven er altijd zekere liefhebbers
228zijn die maken men zooveel verdienen kan dat men ’t leven
229houde. Nu/ liever had ik Frs 150 per maand als schilder
230dan Frs 1500 per maand als iets anders/ zelfs als kunsthandelaar_
231Als schilder voelt men zich een mensch onder de andere menschen/
232dunkt me/ meer dan als men in een leven is dat meer op
233speculatie is gegrond en waar men op conventies moet letten.
234Wel ben ik nieuwsgierig hoe dit alles zal uitdraaijen/ maar mij
235is ’t wel op de een of op de andere wijs_ En voor U/ ik zie nog
236niet in het een ongeluk is/ zulks is me geenszins bewezen/
237integendeel/ als het ten gevolge mogt hebben dat gij b.v. op
238uw 30ste jaar schilder waart/ ik zou ’t een groot geluk vinden_
239Op zijn 30ste jaar begint ’t eigentlijke leven pas/ nl. het
240meest actieve gedeelte. Bij vrienden & familie gaat men dan al
241voor oud of ik weet niet hoe of wat door/ doch dat neemt niet weg
242men dan toch voor zich zelf een vernieuwing van energie kan
243voelen. Wel is ’t dan noodig goed door te denken en te willen
244en wakker te zijn. Doch eene verandering omstreeks die periode
245is eigentlijk noodig_ Men moet den heelen rommel door
246elkaar vegen en dan er op nieuw op beginnen. Net als toen
247men als jongen begon – maar met meer rijpheid. Piet of Klaas
248die maar doorsuft vind dit gek en zegt hij er een zwaar hoofd
249in heeft – goed – laat Piet of Klaas vooral in zijn waarde als hij
250niet attaqueert/ hij is evenmin wakker als een slaapwandelaar.– Voor zichzelf moet men niet twijfelen/ het
251ligt in de natuur en slechts door niet te veranderen werkt
252men tegen de natuur in. Er is een oud woord – Ze
253hebben ooren maar hooren niet/ ze hebben oogen maar zien
254niet/ ze hebben een hart doch verstaan er niet mee/ hun
255hart is dik geworden en oogen & ooren hebben ze digt gedaan
256omdat ze niet WILLEN hooren en niet WILLEN zien.7 Gij en ik
257zijn geloof ik eerlijk genoeg après tout om niet te behoeven te vreezen onze oogen
258open te doen en er de dingen mee aan te kijken zoo als ze zijn en voorkomen.  2v:7
259Dat kleine/ oude woordje zegt zoo enorm
260veel/ zegt het alles zoo precies dat ik voor
261mij er telkens aan denken moet bij veel
262veel dingen.

[sketch A]
263Dit waren lui die ik op ’t turfveld zag/ die zaten te schoften
264achter een turfhoop met een vuurtje op den voorgrond.8

[sketch B]
265Dit waren turfladers doch ik vrees de krabbels
266zijn absoluut niet te ontcijferen.9

 2r:8 [sketch C]
[sketch D]
267Ziehier een paar avond effekten10 – ik zit nog steeds op dat
268onkruidverbrandertje/ dat ik wat toon aangaat in een geschilderde
269studie beter heb dan vroeger/11 zóó dat het meer de grootheid
270der vlakte en het vallen van den avond geeft en ’t vuurtje
271’t eenige lichtstipje is met ietwat rook. Ik ging er telkens
272s’avonds voor buiten kijken en op een slik avondb na den
273regen vond ik het hutje dat in de natuur magtig mooi was.
274Nog eens/ ik geloof dat ik zoowel te Parijs als hier op de hei zou
275kunnen leeren/ in stad zou ik gelegenheid hebben van
276menschen nog wat te leeren & af te zien en dat is me geenszins
277onverschillig_ Overigens/ hier werkende geloof ik dat ook zonder
278andere schilders te zien ik vorderen zou.– En voor mijn pleizier
279bleef ik veel liever hier. Doch is het dat verandering van
280'Uw werkkring het wenschelijk zoude maken ik naar ginder
281kwam/ misschien in die zelfde zaak iets verdienen kon/
282het is mij wel en dan heb ik geen enkel bezwaar.12
283Schrijf mij gerust over al die dingen die ik natuurlijk
284geheel en al absoluut voor me zelf houd. Als het kan dat
285mijn zaken zich hier wat verbeterden/ dat ik b.v. op C.M_ rekenen
286kon dat hij mijn studies zou nemen/ zoo/ wegens ’t hier goedkooper
287is/ ware het ’t voordeeligst ik hier bleef_ en was ik nog een
288eind gevorderd zoo zou/ als gij ooit veranderdet geheel
289en al/ besluitende schilder te worden/ het hier voortreffelijk
290zijn om te leeren – voortreffelijk_
291Is C.M_ er al geweest? Nog eens/ houd goeden moed/
292ik zal het ook zien te doen en als ge ooit besluit
293schilder te worden/ doe het met inwendige vroolijkheid en
294met alle mogelijke leukheid.–c Dan zoudt ge in ’t groot de
295dingen aanziende den tijd tusschen nu en uw 30ste jaar
296als een tamelijk beroerden scharreltijd moeten beschouwen
297doch aan ’t eind er van zoudt ge alle dingen
298vernieuwd zien en een breede toekomst. Denk aan wat
299ge me verteldet van die Zweedsche schilders te Parijs in der
300tijd – men moet durven en juist te meer omdat men
301ziet hoe alle dingen onvast en wankelend zijn. Efforts de perdu –
302que soit – doch in een tijd als waarin we leven zijn ze pligt en men moet
303dikwijls kiezen tusschen dat en suffen_– Nu kerel/ het beste/ schrijf spoedig weer/
304met een handdruk_

304*t. à t.
304**Vincent


105 veranderen – < veranderen
108 alles verlamt, stuit < alles verlamt en alles stuit Mistake due to variant.
116 anders) < anders
118 Cottier”. < Cottier.
121 ze? < ze
143 erdoor < er door
150 U < Underlined three times.
190 schrijf: < schrijf
191 schrijf: < schrijf
223 name – < name
280 zoude < zouden
top