1r:1
1Waarde Theo,
2Tegelijk met dezen schrijf ik een brief aan Pa
3waarin een en ander staat dat ik nu niet dubbel
4zal schrijven. Wees zoo goed en lees Pa’s brief_1
5In dit schrijven aan U wensch ik nog
6eens te zeggen dat hoe langer hoe meer het mij
7voorkomt de meest praktische en direkte
8weg om te vorderen met het werk is het
9niet al te ver te zoeken en laag bij den weg te
10blijven.2 Als ik aan Londen denk zoo is
11dat een animeerende gedachte/ weet dat wel –
12maar de kwestie alleen/ is het nu uitvoerbaar?
13is het nu ’t geschikte moment? Is het niet beter
14eigentlijk dat ik ronduit zeg tegen me zelf:
15“reken je werk nog niet rijp genoeg/ wegens wat
16ge wilt en bedoelt nog niet begrijpelijk genoeg schijnt
17voor wie het zien/ daar ze er als ’t ware van schrikken
18min of meer – ga nog door – werk trouw en
19krachtig naar de natuur – zoek het nog eens
20geheel buiten op de hei of in ’t duin en
21laat het provisoir genoeg zijn wie het nu zagen
22er nu nog niet veel in zien/ ga dus niet door
23om het te laten kijken/ reken niet op
24bijval in Londen nu direkt/ het moet nog
25beter”. Dit een en ander zeg ik tot me
26zelf en na wat ik bij dezen schrijf omtrent
27de vrouw in consideratie genomen te hebben/
28zult gij welligt ook vinden dat
29er redenen zijn te twijfelen of Londen nu
30kan of moet gedaan worden direkt.
31Ik weet nog niet te beslissen_
32Maar een eenvoudige gedachte die me
33goed schijnt/ juist wegens het eenvoudige er
34van/ is dat ik geen andere demarche doen  1v:2
35zoude dan goedkooper te gaan wonen
36buiten/ ergens waar het land typig is.
37Ik ben verlangend te weten of Pa en gij
38meer of minder kunt treden in mijn
39gevoelens betreffende het blijven met de vrouw_
40Ik wenschte zulks mogelijk ware in zoover
41dat we in plaats van de vrouw de straat op
42te sturen/ haar belofte van beterschap maar
43beantwoordden met hartelijk vergeven en vergeten.3
44’t Is beter ze behouden blijft dan dat ze te
45gronde gaat.
46Ze zegt tot mij van morgen dit_ “Wat betreft
47’t geen ik vroeger deed/ ik denk er zelfs niet aan
48en ik heb met moeder er ook niet zoo over gesproken/
49ik weet alleen dat als ik wegmoet ik toch
50niet genoeg verdien/ vooral omdat ik voor de kinderen
51kostgeld betalen moet en als ik de straat dan
52daarom op zou gaan zou het zijn omdat ik
53'moet/ niet omdat ik wil”. Ik geloof dat ik u
54er eens over geschreven heb wat er tusschen ons
55passeerde toen zij in ’t gasthuis was en ik nog niet
56besloten haar bij me in huis te nemen of niet_4
57Ze vroeg toen ook niets/ wat zeer afsteekt bij
58meer gewone momenten bij haar_
59Ik kan niet precies zeggen hoe haar expressie was/  1v:3
60maar iets van een schaap dat zeggen zou/
61moet ik geslagt worden/ ik zal er me niet tegen
62verzetten_– Enfin iets zóó navrants dat ik
63niet anders kan dan vergeven ten volle/ ja
64veeleer schuld gevoel zelf dan dat ik beschuldigen zou.
65Evenwel ik heb dit voor me gehouden en haar verschillende
66dingen laten beloven dat zij ordelijker zou zijn/ ijveriger/
67beter poseeren/ niet naar de moeder gaan &c.
68En nu is het bij mij ook volkomen vergeven/
69volkomen vergeten zonder arriere pensee en ik trek
70partij voor haar even als ik vroeger deed.
71Het is een innig medelijden dat zóó sterk is dat alles
72er voor wijkt en ik evenmin nu anders kan doen dan
73verl. jaar in ’t gasthuis en nu zeg als toen/ zoo lang ik
74een stuk brood heb en een woning zijt gij er t’huis.
75Het was toen geen hartstogt/ het is nu evenmin hartstogt/
76het is een elkaars behoeften begrijpen
77als afdoende daadzaken.
78Nu echter wetende hoe door de familie van haar
79zij veel van streek is gebragt verl. jaar en
80vreezende zij weer inzakken mogt/ wou ik wel
81ik met haar ergens op een dorpje kon wonen
82waar ze niets zag van de stad en veel van de
83natuur ongezocht onder de oogen kreeg.
84Trouwens van ’t begin af heb ik geweten haar gestel
85jaren noodig heeft voor alles teregt is en dus is
86er nog hoop.
87Nu/ het kleine jongske is vreesselijk aan mij gehecht/
88tegenwoordig nu het begint te kruipen en te staan
89zit het altijd naast me waar ik in huis heenga_
90Zie Theo/ met te handelen naar wat wij
91vast en duidelijk voelen/ geloof ik wij wel in
92vergissingen kunnen vervallen/ ettelijke malen
93ons hoofd stooten/ maar voor groot kwaad en
94voor wanhoop geloof ik wij bewaard blijven als
95we vragen/ wat is pligt – en dat doen/ zoo goed als
96we kunnen/ wat gedaan moet worden.
 1r:4
97Zoo betreffende het werk/ dat er aan mankeert betwijfel
98ik niet doch dat ik niet gansch en al verdwalen
99zal en toch komen/ zij het na veel zoeken/ tot iets goeds/
100betwijfel ik evenmin.
101En ik geloof zoo dat het gevaarlijk is om den vooruitgang
102in iets anders te zoeken dan in hetgeen direkt werk is_
103Ik wou ik lui als Mauve of/ om een ander te noemen/
104Herkomer tot vriend had/ evenwel dit is niet het allereerste
105wat ik geloof er op aan komt en zouden zij ook niet
106beschouwen als het eerste.
107Door trouw doorwerken/ ’t moge langer
108of korter duren/ voorspoediger of minder voorspoedig
109gaan/ kan het niet missen of vroeger of later ontmoet
110men onder de schilders een vriend als b.v. M. of H_
111zou kunnen zijn voor vast. En misschien
112eer als men maar stillekens werkt dan wanneer
113men ’t hem gaat vragen of hem bezoeken/
114wat met mij te minder kans op welslagen heeft
115wegens een en ander wat gij zelfs meer dan ik gevoelt
116met mij ’t geval te zijn van zonderlingheid/ want
117ik zie zelf er wel iets van maar niet dat het
118zóó erg is dat bij tijden ik niet verwonderd
119zoude zijn over langdurigheid van moeielijkheden
120om eenig vertrouwen te vinden bij de menschen.
121Gesteld mijn gebreken zouden zijn even erg en
122even ontwijfelbaar als die van b.v. de vrouw/
123dan wou ik dat sommigen voor mij deden
124zoo als ik nu met de vrouw deed en reeds meermalen
125deed/ het vergeven niet ten halve maar door en door/
126als of er absoluut niets ware geweest of meer te
127verwachten was. Hebt ge misschien tot C.M_ iets
128gezegd dat ik misschien de vrouw zoude verlaten/
129neem dan s.v.p. direkt dit terug – ik kan niet
130iets doen dat nu me bleek wreed te zijn
131of onbarmhartig_
132of ik met de vrouw verder gelukkig zal zijn/ ik weet het
133niet en kon wel eens zijn van niet – zeker blijft er aan
134'mankeeren – doch het geluk is niet hetgeen waar we
135voor aansprakelijk zijn maar wel zijn we er voor
136aansprakelijk in hoever we ons geweten volgen.
137adieu kerel/ en als ge wilt schrijf me nog een enkel
138woordje terwijl ge te Nunen zijt.–

138*t. à. t.
139Vincent

 2r:5
140Ge moet nu Pa’s brief maar eens
141lezen. Ik kan niet anders spreken.
142Als ik de vrouw verliet/ zij zoude misschien
143gek worden maar omdat ik voor mij reeds
144meermalen in haar buijen van ondragelijk
145humeur een middel heb gevonden om
146haar tot bedaren te brengen/ door een
147angst die haar drukte te calmeeren b.v./
148omdat in den loop van dit jaar zij
149heeft leeren zien zij in mij waarlijk een
150vriend heeft die in haar zwakheden haar
151wel eens voorkomta en begrijpt
152waar het hem schort/ is er dat je ne sais
153quoi in haar gekomen van rust als ik
154bij haar ben en op den duur zal zij
155hoop ik beter worden/ vooral als wat haar
156terugsleept in ’t verleden/ waar zij liever
157niet aan herinnerd moet worden/ haar
158niet meer trekt.
159Verhuizen is echter wenschelijk maar moet
160tevens bezuinigingsmaatregel zijn.
 2v:6
161Tot haar zijn b.v. dingen gezegd als dat ik haar zou
162verlaten ter wille van de kinderen_ Dit is niet
163zoo/ dat zou in geen geval mijn reden zijn/
164maar is een van de dingen die haar desorienteeren
165en doen wenschen zij de kinderen niet had.
166Theo met haar is het zoo dat zij wel leert
167doch men heel dikwijls haar hetzelfde moet
168wijzen en zij maakt iemand wel eens
169moedeloos – toch – als zij – maar het gebeurt haar
170'zelden – er toe komt om te zeggen wat zij wil en
171bedoelt/ is het vreemd hoe rein zij is ondanks
172haar bedorvenheid_ Net of heel diep
173iets gespaard is in de ruine
174van haar ziel en hart en geest.
175En haar expressie in die enkele momenten
176is als die van een Mater Dolorosa van Delacroix5
177of als zekere koppen van Ary Scheffer.
178Daar geloof ik in en nu ik dat weer heb
179gezien respecteer ik dat diepe en houd mijn
180mond over haar gebreken.
181Ik hoop kerel/ gij nog een paar mooie
182zonsondergangen ziet boven het stille
183land/ ver van de stad af/ voor gij naar
184de stad teruggaat. Betreffende verandering
185van woonplaats/ ik weet dat dit op meer dan
186eene plaats zou te vinden zijn.
187Maar natuurlijk doen we wat we doen
188met bedaardheid en dus schrijven we
189er nog wel eens over.
190adieu – heb nog goede dagen en weet dat
191'wat ook de toekomst baren zal/ ik hoop blijf houden
192dat latere dagen kalmer zullen zijn.


53 wil”. < wil.
134 hetgeen < het geen
170 zelden – < zelden
191 ik hoop < hoop
top