1r:1
Waarde Theo.
Als ’t u gaat zooals mij hebt ge wel eens een plotseling verlangen om dezen of gene dien ge in lang niet gezien hebt eens weer te gaan opscharrelen. Zoo ging het mij met de Bock en ik wou U eens schrijven over wat ik bij hem zag. omdat gij hem ook van vroeger zelfs beter dan ik kent.1 Het eerst wat ik bij hem zag in den gang was een groote schets – een enormen windmolen, geheel besneeuwd, bij een soort gracht of vaart.2 Half romantiek, half realistisch – een combinatie van stijl mij niet onsympathiek. Maar was nog lang niet af – maar energiek aangepakt en er was een mooi krachtig effekt in. Enfin iets dat men altijd met pleizier ziet en mij hindert ’t niet dat ’t niet af is – ik wou dat geval van hem wel op ’t atelier hebben hangen zoo als ’t is, om reden van dat het zoo spreekt. Een andere schets, die van ’t Schij van den Salon,3 vond ik ook mooi maar nog meer romantiek. Verder waren er een paar blonderea aangezette schilderijen, diverse aardige studies.
Den indruk dien ik van hem zelf kreeg was al zoo wat ’t zelfde van verl. jaar,4 misschien een schaduw positiever en serieuser. Eenige schetsen vond ik rijper en juister van toon & kleur dan verl. jaar en de gronden vaster. Maar m.i. nog steeds te veel vaag gelaten de relatieve proportie van de plannen en massas, ’t in ’t oog houden van welke proporties het echte is van Corot en Rousseau en Dias, Daubigny, Dupré. Die allen hebben dat met elkaar gemeen dat ze zeer oplettend zijn daaromtrent m.i.  1v:2 en ook de fonds zijn bij hen altijd expressief en niet zoo losgelaten.
Er zijn echter zeer kranige dingen in de Bocks werk en zoude men die met meer pleizier zien als het op zijn plaats staan van de dingen minder gedroomd was. Hij moest nog wat meer realist worden en zijn werk zou genialer zijn.
Ik kan me niet begrijpen hij niet wat meer varieert ook. om nu maar iets te noemen, ik heb van de week ook een paar landschapstudies gemaakt, ’t eene gisteren bij de Bock, een aardappelveld in ’t duin;5 den vorigen dag een plek onder de Kastanjeboomen;6 een ander, een terrein met hoopen steenkool.7 Nu is ’t betrekkelijk zelden ik er toe kom om landschap te teekenen maar zoo nu ik er toe kom heb ik direkt 3 zeer uiteenloopende motieven. Waarom doet hij, die bepaald landschap schilder is, dat niet veel, veel meer in plaats van dat ’t telkens zij een duin met een boompje en een beetje helm. Heel mooi op zich zelf maar er is zoo veel dat even mooi is en men zou meenen hem moest aantrekken.
Enfin dat is U ook wel bekend, nog eens, mijn impressie van hem is dat zeer zeker hij er niet op achteruitgegaan is.
 1v:3
Wel, ik schreef U laatst ik zoo er over gedacht had te verhuizen ter wille vooral van eens nog digter bij de zee te zijn.8 Ik heb met Bock gesproken over woningen te Schevening maar ik mag me wel doodstil houden met den huurprijs van mijn atelier hoog te noemen als ik vergelijk met de lasten waarop anderen zitten. b.v. ’t oude huis van Blommers staat te huur9 – huurprijs f. 400 en ik betaal f. 170 per jaar. Dan is ’t atelier niet grooter dan ’t mijne en wat doelmatigheid van huis betreft zou ik mij houden aan wat ik nu heb. De Bock zelf betaalt evenveel als Blommers. En klopt dit ook met wat ik verl. jaar hoorde omtrent gemiddelden huurprijs. Als er kwestie was van aan zee gaan wonen zou Scheveningen niet in de termen kunnen vallen en zou men meer achteraf moeten gaan, hoek v. Holland b.v. of Marken.10
Nu echter denk ik er over de Bock te vragen me een hoek van zijn zolder11 te willen afstaan voor pied à terre en dan daar mijn gereedschap neer te zetten zoo dat ik ’t niet hoef mee te sleepen. Als men moe daar komt (als men niet hoefde te werken direkt zou men die geringe vermoeienis niet tellen natuurlijk) gaat het werken soms slap en is de hand zoo vast niet. Men is net precies verhit en moe genoeg om er hinder van te hebben als men loopt en alles mee te sleepen heeft.
Dus dat pied à terre bij de Bock en wat meer de tram nemen zouden misschien voldoende zijn om toch wat van de zee en Scheveningen te maken, serieuser dan ik tot dusverre deed.
 1r:4
De Bock zou deze week bij me komen en we er nog eens over spreken. Hij denkt zelf over verhuizing en hij heeft gehuurd tot Mei en sprak er van zijn huis misschien eenige maanden toch leeg zou staan. We zullen zien. Hij vroeg zeer naar U en zeide ik ge dezen zomer wel eens bij hem zoudt komen waarschijnlijk.– Zijn groote Schij van Salon niet verkocht natuurlijk. Hoe vondt gij dat? Critiek was nog al uiteenloopend. Ik denk wel dat het gaan zal, van met een pied à terre bij hem dit najaar vooral veel op Schevening zijn. We zullen zien – maar ik verlang erg iets van ’t strand te maken.
Deze week een studie gemaakt van schuitentrekker en een turfdrager12 en ik zit steeds aan de aardappel wroeters.13 Ik hoop ik met Bock nu wat op en neer loopend zal kunnen blijven, misschien kon14 ’t ons allebei geen kwaad en konden we van elkaar iets leeren.
Hij heeft veel antieks bij gekocht en ’t ziet er heel aardig uit bij hem maar moet hem nog al veel gekost hebben stel ik me voor.15
Schrijft ge spoedig?– ik heb U zoo eens over Bock geschreven net als laatst over Rappard, dan hoort ge eens iets van de kennissen. Rappard is op reis, hij schreef me nog hij toch er toe gekomen was om de drukinkt te gebruiken zóó als ik ’t hem had gezegd en het op die manier – n.l. met terpentijn – veel beter ging.
Gij weet ik van mijn tegenwoordig atelier altijd heb gezegd het goed was, vooral na de verandering.16 Werkelijk als ik nu eens dacht aan verandering – veel liever schik ik ’t zoo dat ik niet hoef te verhuizen want bij anderen vergeleken heb ik het goed getroffen. Nu, iets dat men zelf heeft ingerigt is men ook aan gehecht en voelt er zich thuis.
Zie dat ge me spoedig weer wat stuurt kerel want ik zou het wel noodig hebben.
De Bock is ook in ’t lezen van Zola verzeild en had de Nabab van Daudet17 gelezen ook. Kent gij Germinie Lacerteux van Jules & Ed. de Goncourt. dat moet zeer goed zijn, in de manier van Zola. Ik ga ’t zien te krijgen.18
Ik heb zoo’n instrument besteld dat men fixateur noemt om buiten een fusain te kunnen fixeeren gaandeweg terwijl men werkt, dan kan men ’t wat hooger opvoeren. Ben er verlangend naar. Ik heb met Bock prachtige aardappellanden gevonden in de duinen achter den vuurtoren.19
Gegroet kerel, heb het goed en schrijf eens spoedig. adieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent

Ik ben verdiept geweest dezer dagen in een teek. van Regamey, voorstellende een diamantmijn.20 op ’t eerste aspect in niets onderscheiden van een van die oppervlakkige teekeningen waar de illustraties mee vol staan – men zou ’t haast overslaan – maar als men er even op kijkt wordt alles zóó mooi en zoo curieus dat men er geheel door ingepakt wordt. Regamey is knap.– dit blad is van Felix die dikwijls de Japaneezen maakt.21

top