1r:1
1Waarde Theo,
2Weet ge nog ik een tijdje geleden U schreef
3“ik zit voor twee groote blanke ramen en weet
4nog niet hoe ik er wat op zal krijgen”_1
5Nu/ sedert/ weet ge/ is op t’eene de mestvaalt
6gekomen2 maar nu deze laatste dagen
7ben ik ook nog al gevorderd met de tweede.
8Dat moet worden een steenkolenboel zoo als ik
9’t uit het raam van ’t atelier zie op het terrein van den
10Rijnspoor.3 Er zijn daar hoopen steenkool & daar
11werken kerels in en er komen luidjes met kruiwagentjes
12om een zak kolen te koopen/ ’t geen sommige dagen
13zeer druk gaat en vooral van den winter met de
14sneeuw aardig was.
15Dacht er al lang over en onlangs zag ik het
16zoo mooi op een avond en maakte mijne schets
17zóó dat ik sedert weinig veranderd heb aan
18wat ik er toen van opzette wat betreft de compositie
19in groote lijnen. Ik heb toen op de plaats zelf
20een kerel gehad die boven op die hoopen is geklouterd
21en hier & daar gaan staan zoo dat ik de proportie
22van ’t figuur op diverse plaatsen zien kon.
23Maar ik heb er sedert verscheiden figuurstudies
24voor gemaakt/ ofschoon de figuurtjes maar
25klein worden_
26Juist onder het maken van deze studies begint
27zich een plan voor een nog grootere teekening bij me
28vast te zetten/ van het aardappelrooien namelijk.
29en heb ik het zóó in mijn gedachten dat ge
30er wel iets in zoudt vinden misschien.
31’t landschap zou ik willen hebben een vlak
32terrein en een lijntje duinen_
 1v:2
33De figuren zoowat een voet van hoogte/
34de compositie in de breedte/ 1 tegen 2_
35Vlak van voren in een hoek knielende figuren van vrouwen
36die de aardappels oprapen als repoussoir_
37Een rij spitters/ mannen en vrouwen/ op
38het tweede plan_
39En de perspectief van ’t terrein zóó nemen dat
40aan den anderen hoek van de teekening dan waar
41de oprapers zitten ik de plek krijg waar de
42kruiwagentjes komen.
43Wel/ behalve de knielende vrouwenfiguren zou ik
44U al de andere figuren reeds in groote studies kunnen
45laten zien.
46Ja/ ik wou nu dezer dagen aan die
47teekening beginnen/ ik heb de terreinen ook
48wel zoowat in ’t hoofd en zal op mijn gemak
49een mooi aardappelveld zoeken en er studies
50van maken voor de lijnen van het landschap_
51Tegen den herfst als wanneer het rooien
52plaats heeft zou de teekening af moeten
53zijn/ als doorwerkte schets althans/ en
54zoude ik den toon en het acheveeren
55dan slechts te doen hebben.4
56Ik heb het verl. jaar hier gezien/ vóór verl. jaar
57op ’t Heike waar het prachtig was en vóór dat jaar
58in de Borinage waar het geschiedde door de mijnwerkers_
59Nu/ zoo heb ik het rijp in mijn geest_
60De figuren zouden zóó moeten zijn dat het waar
61was voor overal/ meer dan een costuumstudie.
62Wel/ dat blanke doek preoccupeert mij
63door alles heen en onder de anderen door
64zoek ik er steeds nieuwe studies bij.
65De rij spitters zou eene rij donkere gedaanten
66moeten zijn slechts op ’t eerste aspect of van verre/
67maar zeer doorwerkt en gevarieerd van beweging
68en type.
 1v:3
69b.v. een jonge/ eenvoudige kerel tegenover een van die echt
70typige oude scheveningers in een wit & bruin gelapt pak
71met ouden/ hoogen hoed/ zoo’n dof zwarte die ze in den nek zetten_
72b.v_ een kort/ stevig vrouwenfiguur/ stemmig in ’t zwart met wit kapje tegenover
73een langen hannikenmaaier5 in witte broek/ lichtblaauwen
74kiel en stroohoed – een kale kruin naast een jonge vrouw_
75Deze gedachten komen bij me op juist door de
76studies die ik reeds heb tegen elkaar te stellen_
77We zullen zien. Maar wat er ook van zij/ ik heb
78een groot raam gekocht (een oud schilderij raam)
79bij Laarman en het bespannen_6
80En met den dag meer wordt het me duidelijker
81maar het is weergaasch moeielijk om figuren
82te vinden die als oppositie goed doen tegen
83elkaar en toch in een zelfde zeer beperkte ruimte
84kunnen plaats vinden. En moet men elk misschien
853 of meer malen nog maken voor het uitkomt.
86Maar ik zal het opzetten en er mee doen als
87met de mestvaalt/ n.l. het later op een ander
88raam opnieuw beginnen als het eerste niet teregt
89komt zoo als ik wil. Maar wilde het betrekkelijk
90klaar hebben tegen den eigentlijken tijd van het
91aardappelrooien/ al is het dat ik dan het op nieuw
92geheel om moet werken weer op een nieuw papier.
93’t Is goed geweest dat ik toen eens naar Rappard ben
94geweest want ik heb bij hem eigentlijk de gedachte
95opgedaan om die grootere teekeningen te beginnen
96en juist heb ik gemerkt dat terwijl men composeert
97men meer precies voelt wat voor studies men te maken
98heeft. Ik werk dezer dagen met erg veel pleizier
99en betrekkelijk zonder moe worden/ door den lust
100die ik er in heb_
101Ik had mijn eigen lang ingehouden om te composeeren
102zooals gij weet en in dat opzigt is er nu een
103revolutie in me ontstaan omdat het den tijd was dat die
104kwame7 en haal ik wat vrijer adem nu ik den
105teugel die ik me zelf had aangedaan wat heb laten
106schieten. Maar ik geloof toch dat het goed was ik zoo’n
107langen tijd maar op de studies heb gesjouwd/ want
108is het met alles zoo/ met ’t figuur toch in ’t bijzonder moet
109men er veel bepaald voor studeeren en
110niet denken dat men het kan. Ik vind het zoo’n mooi woord
111van Mauve/ dat met al zijn werken en ondervinding hij nog zegt
112'“soms weet ik nog niet waar de knobbels in een koe zitten”.
 1r:4
113Ik voor mij doe dikwijls zóó tegenwoordig dat als ik
114een spitter teeken die zijn ééne been voor ’t andere heeft
115of zijn eenen arm vòòr de andere of zijn hoofd voorover/
116ik het been/ den arm of den nek & achterhoofd
117dat achter ’t voorste komt & gevolgelijk buiten ’t gezigt/
118toch eerst en en detail er op teeken & dan eerst
119’t geen in ’t gezicht komt er over heen om zoo mogelijk
120het raak te krijgen.
121Ik hoop dat ’t me lukken zal de schim of het spook
122van de aardappelteekening er reeds op te hebben
123tegen den tijd dat gij komt. Ik verlang erg naar
124U. Weet ge nog niets meer bepaalds omtrent Uw
125komen.
126Nu/ ik moet weer aan mijn steenkolenwerkers_
127Mijn bezitting in contant geld bestaat op dit
128oogenblik in een couponnetje van f 1.23 1/2 dat door-
129midden gescheurd is en men me al eens geweigerd
130heeft. Dus hoef ik U niets meer te zeggen
131van dat ik nog al zal zitten uitkijken
132naar Uw brief_ Ik heb het groote
133raam maar bespannen om afleiding
134te hebben en in de dagen vóór ik weer ontvang
135toch te kunnen werken als ik misschien
136geen model zal kunnen krijgen_ Misschien
137kan ik het toch nog wel krijgen.
138Mijn Scheveningschen mantel is een prachtige
139bezitting/8 ik heb drie uitvoerige studies
140er mee/ een vrouw met een aschbak9 en twee met
141kruiwagens.10 Als ge weer stuurt hoop ik een
142visschersbuis met staanden kraag en korte mouwen
143te nemen en een vrouwenhoed. De vrouwenhoeden zijn duur
143aen moeielijk te krijgen schijnt het. Enfin ik heb er een voor desnoods.
144Er moeten Scheveningsche
145Teekeningen komen ook
146en binnen kort_– Verl. jaar om dezen
147tijd was ik in ’t gasthuis11 – de geschilderde studies
148van verl. zomer vind ik slecht en verkeerd – ik kom
149hierop omdat ik juist een oude geschilderde studie van dien
150kolenboel heb opgezocht12 om te zien hoe ze verleden jaar
151lagen/ ik vind ze nu te slordig/ te gejaagd gemaakt_
152Enfin ik heb me sedert op nieuw geconcentreerd op het
153figuurteekenen en ik denk niet dan zeer indirekt aan
154het schilderen. Nu adieu/ schrijf zoodra het kan
155en heb voorspoed met alles. met een handdruk_

155*t. à t.
156Vincent


112 zitten”. < zitten.
top