1r:1
Waarde Theo,
Deze week heb ik druk gewerkt aan een groote teekening1 waar ik U eens een krabbeltje van stuur.2 Toen ik met Rappard sprak zei hij “die allereerste teekeningen van je waren toch goed, je moest in dat zelfde genre toch weer eens iets maken”.
Weet gij nog dat heel in ’t begin ik U eens een soort schetsen stuurde, “Winter Tale”, Shadows passing, enz.3 Gij zeidet toen ter tijde gij vondt de actie der figuren niet genoeg was uitgedrukt – herinnert ge U wel. Dit nu was volkomen waar, maar nu heb ik sedert een paar jaar uitsluitend gesjouwd op ’t figuur om er wat actie en ook wat structuur in te krijgen. En juist door dat sjouwen was de animo om te composeeren en de imaginatie eens weer te laten werken me wat vergaan.
Toen Rappard met een zekere warmte over dien allereersten tijd sprak, werd het weer wakker. Nu, hoe oppervlakkig dit schetsje ook zij, zoo geloof ik ge er in terug zult vinden iets van dat allereerste maar juist met meer actie.
Dit zijn Turfspitters in ’t duin – de eigentlijke teekening is nu geworden 1 meter bij 1/2 meter ongeveer.
’t Is een almagtig mooi geval in de natuur, waar een oneindig aantal motieven uit te halen zijn, ik was er deze laatste weken veel en heb er allerlei studies van. Rappard zag studies er van maar toen hij hier was wisten we nog niet hoe het zamen te brengen. Maar deze compositie is sedert ontstaan. En toen ik ’t eenmaal zoowat bijeen gevonden had vlotte het nogal en zat ik s’morgens 4 uur er al aan te werken op den zolder.
 1v:2
Nu is ’t mijn plan, eenmaal weer begonnen zijnde aan het composeeren, er meer uit te voeren die ik in ’t hoofd heb en reeds studies voor heb.
En heb er me voor ingerigt met ramen &c. te laten maken en ook een groote houten lijst om in de lijst te kunnen werken en het af te sluiten.
Ik denk dat misschien gij er niet op tegen zult hebben deze als ze af is eens mee te nemen om aan de lui van de illustraties te laten kijken. En meer pleizier zult hebben van iets dergelijks dan van de losse studies. Ik weet het echter niet vooruit & kunnen we zien als ge komt.
Maar kerel, ik ben blij dat ik vóór ge komt deze nog heb kunnen opzetten en kunnen we beter over de toekomst eens praten.
Ik heb zoo zeer behoefte iets gezelligs te maken, iets dat te denken geeft.
Ge weet het dat een van de schilderijen die ik van al wat bestaat ’t allermooiste vind is la promenade sur les remparts van Leys.4  1v:3 ’t Is niet die rigting echter die tegenwoordig aan de orde van den dag is maar het sentiment dat daarin is, is iets eeuwigs en men kan de werkelijkheid, de natuur op verschillende wijzen opvatten en ook nu terugvinden wat in de dagen van Leys meer algemeen misschien gezocht en gevoeld werd dan wel nu.
Het kost echter een aanhoudende studie om ’t geen men voelt uit te drukken en den vorm uit te drukken.
Ik kan U niet zeggen hoe het mij geanimeerd heeft Rappard weer eens te zien, zijn werk vind ik toch zoo goed, en toen ik bij hem was zei hij me ook dat het hem opgefrischt had bij mij te zijn. Door met elkaar te praten hebben we nieuwe gedachten gekregen. Ik wenschte wel dat als gij hier in Holland kwaamt gij ook Rappard weer eens ontmoetet. Zoowel op zijn atelier als het mijne zoudt ge geloof ik een indruk krijgen die meer heeft van ’t geen men vroeger op de ateliers zag dan wel van tegenwoordig. Maar ik geloof toch dat het in Uw geest zou zijn. Rappard heeft op dit moment een soort smidse5 en dezen winter maakte hij het blindengesticht6 en de tegelschilders.7 In allen is stijl en het is leuk en degelijk dunkt me.
 1r:4
Ge begrijpt dat ik met een en ander nog al verschottena heb. Als ik ’t geld van R. niet gehad had zou ik dit niet hebben kunnen ondernemen.
En al heb ik er studies voor, toch voor dit en voor anderen heb ik voortdurend model noodig en hangt het vorderen er van af of ik geld heb om ze te nemen.
Ik heb nog een paar anderen in t’hoofd maar ik begin weer en gêne te zijn.
Ge ziet dat als ik eens een buitenkansje heb, ik er ook gebruik van maak om iets te doen dat anders een miskraam zou worden.
Dus als het eens kan, stuur nog eens iets buitengewoons.
Dit, n.l. de turfspitters, is een ander landschap dan precies “le paradou”.8 En wilt ge gelooven dat ik toch ook voor le paradou gevoel heb. Wie weet of ik op een goeden dag zoo’n paradou geval nog niet eens opvat.–
Schrijf spoedig als ge nog niet reeds geschreven hebt. Als ge de teek. zien zult, geloof ik niet gij die te groot zult vinden. De proportie die alzoo de figuren krijgen is zòò dat men er wat kracht op doen kan en ze vereischen men ze ieder afzonderlijk bestudeere. Ik heb studies voor alle figuren die er op voorkomen.9 Ik heb deze teek. gemaakt met fusain en bergkrijt en drukinkt. Nu, heb het goed en schrijf spoedig. Ik ben laatst met v.d. Weele in ’t duin geweest. We vonden daar een plek waar de duinen afgegraven worden voor zand, een mooi ding met kerels en kruiwagens.
à dieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent

 2r:5 [sketch A]
top