1r:1
Beste broer,
’t was niet mijn plan zoo gaauw reeds weer te schrijven – doch ik ben aan ’t zoeken naar allerlei soort van teekeningen zoo als ge weet. En nu heden met de rest van dat stukje bergkrijt maakte ik nog weer eene schets1 – daarin heb ik vervolgens gewasschen met sepia. Ik meen in het bergkrijt allerlei eigenaardigheden te zien die het bij uitnemendheid een middel maken om sommige dingen uit de natuur weer te geven. Dezen morgen deed ik eene wandeling buiten de stad, in de weilanden achter den Zuid Buitencingel waar Maris ’t eerst gewoond heeft & waar ook de asch[v]aalt is.2 Ik stond daar lang te kijken voor eene rij der meest knoestige, verdraaide en gedesorienteerde knotwilgen die ik ooit gezien heb. Zij begrensden een stuk moestuin – versch omgespit – en spiegelden zich afa in een vuil slootje – zeer vuil – maar waar toch reeds sprieten lentegroen schitterden. Maar die bruine, ruwe schorsen – de omgespitte aarde – waar men de vruchtbaarheid in kon zien om zoo te zeggen, dat alles had iets eigenaardig-warms in de donkere, krachtige toonen, die mij al weer op het bergkrijt bragten. Zoodat als ik weer wat er van heb, ik ook eens landschap er mee hoop aan te grijpen.
Ofschoon bijgaande schets zeer onaf is, zoo kwam het mij voor er dingen in konden zijn in overeenstemming met uw bedoeling – en is het ook weer een sketch from life.3 Meen niet dat ik het een kwaliteit reken als er geen uitvoerigheid genoeg in is.– Dat zij verre. Doch de uitvoerigheid die zoowel gij zelf als ik ook er in zouden willen zien, bestaat niet zoo zeer geloof ik in later er bij gebragte details, maar moest ineens er meer in zijn dan nu wel ’t geval is. Daar het frissche er niet bij verloren mag gaan en, mits de impressie juist zij, er soms ook in hetgeen betrekkelijk onaf is expressie zit. Ik zal er echter natuurlijkerwijs op werken meer variatie in de toonen te brengen.
Y mettre des details is me betrekkelijk onverschillig doch meer “dégrossir” wel degelijk mijn streven. Namelijk serrer la forme de plus près.–4
Ofschoon nu deze dat nog niet voldoende heeft – zoo is er toch zooveel onderscheid door dat beetje sepia in het algemeen effekt, dat ik dacht ge in verband met die van gisteren er eens uit zien kondt hoe dat bergkrijt op diverse wijzen kan gebruikt worden. Ik schreef gisteren aan Rappard over het bergkrijt  1v:2 omdat ik hem toch over dingen betreffende lithographie moest schrijven. En daar ik hem eenige croquis er mee wou sturen teekende ik onzen zuigeling er in diverse posturen mee.5 Nu, voor croquis is het ook zeer geschikt merkte ik. Ook kan men er halve toonen in brengen door middel van broodkruim. Misschien zijn alleen de allerdiepste schaduwen er minder goed mee te krijgen doch dan kan men zich zeker in veel gevallen van het lithographisch krijt bedienen – dat ook warm is.
’k Geloof ge aan de figuren wel reeds merken kunt dat het atelier gewonnen heeft met betrekking tot het licht. Wat is alles mooi buiten – vindt gij niet – dezer dagen. Ik heb veel plannen – dat kunt ge wel begrijpen. Ge weet dat ik aan heel wat verschillende zaken bezig ben. maar ik zou ook zoo graag verschillende procedés kennen omdat zulks een opwekking is om veel te werken en men er meer gedachten door krijgt.–
Ik wou wel ik eerder aan dit bergkrijt gedacht had want het is boven veel andere dingen te prefereeren. Het is ook niet zoo hard als conté, dat wil zeggen het krast zoo niet.
Het is niet omdat ik anders niet kan werken dat ik graag wou ge me nog wat sturen kondt maar het is omdat ik er buiten het gewone werk om nog veel dingen mee zou kunnen doen dan, dat ik er over geschreven heb.
Schreef ik U reeds over die twee groote etsen van Israels, een man die zijn pijp aansteekt6 en een interieur van een arbeiderswoning.7 Wat zijn die mooi.– Ik vind het zoo almagtig mooi van Israels dat hij doorzet met etsen, te meer omdat om zoo te zeggen al de anderen het hebben laten loopen ondanks de animo waarmee in der tijd de etsclub begonnen werd.8 Althans de meesten hebben geen vorderingen gemaakt in het etsen en als ze er nu een doen is ’t niet beter of compleeter dan wat ze jaren geleden maakten. Doch vader Israels is ondanks zijn grijze haren nog jong genoeg om vorderingen te maken en enorme nog wel – en dat vind ik de echte jeugd en altijd groene energie.
Sapperloot, als de anderen hetzelfde gedaan hadden, wat zouden er mooie Hollandsche etsen in de wereld gekomen zijn. Ik heb 2 kleine etsjes van Israels, misschien wel zijn allereersten, een meisje met een schop in een tuintje en eene vrouw met een mand op den rug, kent gij die. ’t Is geloof ik uitgaaf der aquafortistes Belges.9
Met dat èène stukje krijt heb ik dus reeds 2 schetsen gemaakt en heb nog over, en nog kleine croquis ook. Voortaan zal ik misschien voor ’t gewone werk weinig anders gebruiken. adieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent

top