1r:1
1Beste broer,
2Ofschoon ik pas gisteren schreef toch vandaag
3nog een woordje/ vooreerst om U voor Uw
4brief en voor het geld te bedanken.
5Maar tevens ook omdat het verschijnsel
6van “nog al neerslagtig” bij Uw zieke mij
7verontrust.–
8Misschien is ’t verbeelding van me/ indien zoo
9tant mieux/ niets zal mij aangenamer zijn
10want als er geen melankolie is van belang en ’t van zelf verdwijnt dan is ’t zooveel te
11beter.
12Maar als het blijft en gij ziet dat er iets
13hapert – en ik voor mij denk dat het zóó
14zal gaan – pas dan op want dan is de
15zaak mijns inziens serieuser en is de
16eenige geneesheer daarvoor niet de dokter
17maar gij_
18Indien de neerslagtigheid of onrust
19blijft/ heeft ze vrees ik tot oorzaak dat
20de zieke – niettegenstaande alle bewijzen van
21'opregte trouw en juist om reden van alles
22wat gij voor haar gedaan hebt – door de gedachte
23gekweld wordt dat vroeger of later zij van
24U zal moeten scheiden.
25Wij zijn broers, niet waar, en vrienden –
26en we mogen wel rondborstig zeggen
27wat we denken/ en als ik indiscreet
28handel door te zeggen wat
29ik denk/ vergeef mij mijn indiscretie.
30Maar zulke zaken kunnen – en dat
31'in zeer korten tijd – een zeer somberen
32keer nemen indien men er niet
33tijdig bij is. De zieke is vooral in ’t
34moreele zóó zwak en overspannen en
35'uitgeput – zij ’t ook uitwendig kalm – dat het
36een crisis is die ze nu doormaakt naar den geest/ m.i_
37nog veel serieuser dan voor zoover ’t ligchaam er in betrokken is.  1v:2
43Als dus dat wolkje van melankolie blijft,
44als er een je ne sais quoi in den weg staat van
45de rust die tot herstel absoluut noodig is/
46als het blijkt zij denkt aan iets wat ze
47niet uitspreekt – dan is er mijns inziens
48geen twijfel of zij is, juist door haar
49zwakken en overspannen toestand – in doodsangst/
50zegge in doodsangst – over de kwestie of
51gij haar liefhebt of wel niet.
52Heeft eene zee van liefde die bruischt en
53geagiteerd is in haar binnenste en uit dat
54niet juist omdat zij/ tenzij gij ronduit en
55ten volle ’t haar zegt/ twijfelt of gij haar liefhebt
56of niet.
57Die inwendige onrust kan zóó sterk zijn
58(al is het wolkje uitwendige melankolie maar bitter klein
59en ter naauwernood merkbaar voor U en voor vreemden
60'nog minder) – die onrust kan zoo sterk zijn
61dat herstel niet mogelijk is en erge
62gevolgen te voorzien als niet à tout prix
63zij op dat punt wordt gerustgesteld.
64Nu weet ik wel dat juist uit discretie
65men niet nu zou willen spreken
66maar eerst dan als de herstelling volkomen is
67en zij vrij en geheel zich zelf.
68Of niet in herhaling zou willen vervallen en
69denkt/ ik heb genoeg gedaan dan dat zij
70begrijpen kan dat ik haar vriend ben en
71zij op al wat in mij is om haar te helpen
72rekenen kan.
73Toch/ ik herhaal het/ als de
74neerslagtigheid blijft – en meer dan iets
75anders maakt dat ten eenemale rust onmogelijk/
76en zonder rust geen beterschap – spreek
77dan op nieuw tot haar zoo als Uw hart ’t U
78ingeeft.
 1v:3
79Beste broer/ ik spreek niet in ’t wilde doch
80uit mijn eigen ziel en eigen ervaring.
81Dit kan ik U omtrent ’t geval waarin ik zelf
82was vertellen. Toen de vrouw bevallen was
83en de zeer moeielijke verlossing doorstaan/ was zij
84doodzwak maar toch aanvankelijk behouden
85en ’t kindje levend en rustig.1
8612 uren na haar bevalling was ik bij haar en vond haar
87geheel uitgeput. Toen ze mij zag rigtte zij zich op en
88werd zóó opgewekt en levendig als of er niets gebeurd
89was/ en het pleizier in ’t leven en de dankbaarheid
90straalden uit haar oogen. En zij wou beter worden
91en beloofde mij dat.
92(Hoe ’t soms noodig is zooiets te laten beloven en hoe
93het noodig is te willen beter worden – gij hebt het
94reeds zelf begrepen want ik zie het in een vorig schrijven_
95Dat hebt gij juist gezien_)
96Maar – een paar dagen later kreeg ik een briefje
97van haar dat ik niet regt begreep en mij teleurstelde/
98er stond iets in van “dat ik zou nu zeker wel met eene
99'andere vrouw zou zijn” &c./ enfin zeer vreemd en absurd
100zelfs daar ik/ zelf nog niet eens geheel beter/ zóó pas uit
101’t gasthuis was.–2 Ik zag er evenwel zooveel uit
102dat ik begreep zij aan ’t malen was en van streek.
103Direkt ging ik er weer naar toe/ d.i_ zoo spoedig
104ik kon/ door de week mogt ik niet bezoeken dus
105den eerstvolgenden zondag/ zegge 8 dagen later.
106Ik vond haar als verdord – letterlijk als een
107boom met jong groen waar een drooge/ koude wind
108is overgegaan die de knoppen verflenst heeft.
109en van de weeromstuit het kindje ook ziek en
110als verschrompeld. Bij ’t kindje was het geelzucht
111volgens den dokter maar ook de oogjes waren door iets
112aparts weer aangedaan en als blind/ en de vrouw/
113die geen geelzucht had/ zag dor/ geel/ graauw/ ’k weet
114niet hoe. Enfin ’t geheel in die 8 dagen tijd blijkbaar/
115ik kan ’t niet anders zeggen/ verdord en verlept.
116Zóó dat ik er een schok van kreeg.
117Wat te doen? hoe kwam dat en wat er van te zeggen.
118Zij zelf vertelde mij zij niet rusten kon en was blijkbaar
119door en door melankoliek geworden – zonder de minste
120raison d’être/ zonder dat er iets voorgevallen
121was sedert dien eersten zondag.
 1r:4
122Wel/ ik dacht/ hier moet toch iets gedaan
123worden en ofschoon ik niet zeker wist hoe ’t in elkaar zat/
124sloeg ik er een slag in.
125Ik hield mij boos en zei/ zóó/ is dat nu je
126belofte houden! en ik herhaalde die belofte
127van dat ze zou beter worden en ik toonde
128mij zeer ontevreden dat het kindje ziek was
129en zei dat dit haar schuld was en ik vroeg wat
130die brief te beduiden had en in een woord/ daar ik
131begreep dit een abnormalen toestand was/ sprak ik
132ook abnormaal/ nl. betrekkelijk hard/ terwijl ik toch niets anders
133voelde dan innig medelijden. Het resultaat was een
134soort ontwaken als van een sonnambule en
135vóór ik wegging/ niet zonder dat ik natuurlijk ook
136van zelf van toon veranderd was/ liet ik haar
137nog eens die belofte hernieuwen van beter te willen
138worden en plus vite que ça_
139Beste broer/ van dat moment aan is
140zij grif hersteld en spoedig daarna heb ik haar
141en ’t kind uit ’t gasthuis gehaald. het kind heeft
142er lang door gesukkeld – misschien omdat de moeder meer
143dacht om mij dan om ’t kind in die eerste dagen – maar
144nu is het kind natuurlijkerwijs zoo gezond als een jong
145konijn en kijkt even helder als zoo’n jong konijntje uit zijn
146aanvankelijk geheel gesloten oogjes. Toen de vrouw/
147toen ik haar kwam afhalen en ik haar wachtte in een wachtkamertje in
148’t hospitaal/ met haar kindje op den arm binnenkwam/ kwam er opeens
149weer dat bewuste navrantea als Ary Scheffer ’t schildert of Correggio over
150haar.
151Nogmaals/ als ik mij vergis dat bij Uw zieke
152'ook een soort malen of inwendigen tweestrijd is (natuurlijk ongemotiveerd)
153zoo is het des te beter_ Maar ingeval er verschijnsels van
154melankolie blijven – laat haar eens op nieuw beloven
155dat zij wil beter worden en toon haar ronduit dat
156gij verlangt dat zij beter zal worden en dat gij haar
157nu eenmaal niet meer missen wilt. Zie/ er is soms
158een zekere discretie in ons om dat zoo te zeggen omdat
159het egoist schijnt maar geneer U daarin nu niet
160omdat het haar behoud is en in zoo’n geval
161geen egoisme. Want als twee personen zóó zeer
162elkaar voelen dat zij niet meer
163alleen kunnen gerust en kalm zijn/ dan is
164er van egoisme geen sprake meer want
165dan hoeven die twee niet meer één te worden doch
166ze zijn het al. Alleen – dat moet zich uiten en
167'bij eene zieke kan die behoefte aan uitstorting des harten zoo absoluut
168behoefte zijn dat de herstelling er van afhangt.–
 2r:5
169En zelfs nu ik er over aan ’t doorpraten
170ben – (houd mij dat doorpraten ten
171goede – want ik kan niet anders dan
172ten volle zeggen wat ik meen in dezen) –
173ik heb al sedert dagen in mijn verbeelding
174mij Uw patient voorgesteld (misschien echter ten
175onregte – ’k weet het natuurlijk niet precies en zijn het
176van die dingen die men onwillekeurig met
177elkaar in verband brengt) als moetende
178verkeeren in een soortgelijken toestand als
179de vrouw van mij toen in de dagen na dat
180haar bevalling achter den rug was.
181Ik heb mij dat voorgesteld sedert het ontvangen
182van Uw brief waarin ge de operatie beschrijft en
183heeft het mij om zoo te zeggen
184geen rust gelaten. En toen ik nu las van “nog al
185'neerslagtig” kon ik niet laten er eens over te schrijven_
186Zelfs reeds haast van ’t begin af aan/ telkens
187als ik getracht heb mij in te denken in den gemoeds-
188toestand van Uw patient – als ik naga hoe de
189reeks van calamiteiten die haar getroffen
190hebben haar als verbijsterd moeten hebben,
191vind ik haar toestand buiten ’t bereik van
192andere redmiddelen dan die van liefde
193in den volsten zin van ’t woord.
194Zonder U reken ik haar verloren/
195ik kan mij geen redding denken/ geen
196hernieuwing der toekomst voor haar/ zonder
197U.– En ofschoon ik eenige uitdrukkingen in Uwe
198brieven vind waaruit ik zie of althans meen te zien
199dat gij met betrekking tot de toekomst in twijfel zijt
200over de vraag of zij U al dan niet eens en voor altijd lief zal
201hebben – ik voor mij heb daaromtrent slechts eene
202enkele gedachte – n.l. deze/ zij heeft U lief/ en
203met betrekking tot U heb ik maar één vraag/ hebt
204gij haar reeds gezegd dat gij eens en voor altijd haar
205lief hebt, of wel hebt gij betrekkelijk daarover/ ’t zij uit discretie
206’t zij omdat gij vreesdet haar te kwetsen/ gezwegen.
 2v:6
207Ik spreek natuurlijkerwijs over deze intieme zaken
208(die ik overigens als zóó intiem beschouw dat ik er zonder bepaalde
209aanleiding niet over zou spreken) slechs van wege ik tusschen Uw
210zieke en de mijne van toen deze overeenkomst zie/

2111) beiden hebben eene moeielijke operatie ondergaan en waren
212gedurende die operatie niettegenstaande den chloroform niet geheel rustig geweest_
2132) beiden waren kort voor die operatie naar den geest
214door angst en spanning en onrust enorm geschokt en
215hebben in ’t moreele geleden haast meer dan een zenuwstel verdragen kan_
2163) Rust voor ziel en
217ligchaam zijn voor beiden absoluut noodig tot
218herstel en redresseering.

219Me dunkt deze overeenkomsten zijn aanmerkelijk.
220En nu spreekt gij over een verschijnsel van
221melankolie. en acht ik het U misschien
222te pas kan komen gij eens hoordet hoe dat
223bij mijn patient zeer ernstig werd en zeer
224dreigend en gevaarlijk in eenige dagen zelfs en
225hoe – toen naar den geest zij gerustgesteld
226werd juist door de zekerheid van eene nieuwe
227liefde en zoodoende hoop en lust in de toekomst
228'kreeg – zij weldra naar het ligchaam
229herstelde/ althans met betrekking tot
230de operatie.
231Ik voor mij had reeds voor dien tijd haar met alle kracht
232die in mij was verzekerd ik haar niet verlaten zou/ minder
233echter door woorden dan wel door een en ander dat ik
234zoo goed ik kon voor haar gedaan had en toch door
235woorden ook_– Ondanks dat kwam plotseling
236op in haar twijfel en onrust – maar verdwenen
237toen ik op nieuw mijn best deed haar tot
238rust te brengen.
239Herinner U nu nog hoe in vorig schrijven ik
240zeker bezwaar meende te zien in dat ge gesproken
241had van eene betrekking3 – er schemerde mij reeds
242toen iets in ’t hoofd – nu schrijft ge over beginsels
243van melankolie – welnu ik had ze gevreesd_
244Ik hoop geheel ten onregte – maar als
245de melankolie blijft en de onrust
246en ’t je ne sais quoi dat de herstelling
247contrarieert – dan is m.i_ het eene nieuwe
248verzekering van Uw liefde en trouw die
249haar geruststellen zal en vatbaar maken voor herstel.
250Ja – m.i. kan haar leven daarvan afhangen. adieu kerel.
251ik schrijf U naar mijn beste weten en uit ongeveinsde sympathie en ernstige
252belangstelling – dat weet ge trouwens en dat het mijn hartelijk verlangen
253is het alles voorspoedig moge gaan. Nogmaals dank voor Uw brief en ’t gezondene.
254Mijn brief over “nog al melankoliek” is onwillekeurig zoo lang geworden er geen plaats is over iets
255anders te schrijven. geloof me/ met een handdruk en de beste wenschen

255*t. à t.
256Vincent

38Tot heden waren iederen nacht of morgen als ik wakker
39werd mijn oogen digt door het vocht – maar van nacht voor ’t eerst geen
40van beiden meer. Er is anders niets aan te zien dan dat het
41wit wat troebel & rood was en wat men noemt balken onder
42de oogenb en dit is ook haast verdwenen.


21 reden < rede
31 tijd – < tijd
35 kalm – < kalm
60 minder) < minder
99 zijn” < zijn
152 tweestrijd is < tweestrijd
167 behoefte < behoefe
185 neerslagtig”, < neerslagtig
228 kreeg – < kreeg
38-42 Tot heden [...] verdwenen < Added later next to the salutation.
top