1r:1
18 feb.

2Waarde Theo,
2*Van harte feliciteer ik U ook met Pa’s verjaardag1
3en dank U voor Uw brief dien ik zooeven ontvang
4en blij mede ben. Dat de operatie achter den rug is daar
5wensch ik U vooral geluk mee. Zulke dingen als ge beschrijft
6doen ijzen. Moge het nu maar overwonnen zijn – en de
7crisis althans achter den rug.– Arme vrouw!
8Als de vrouwen in hun denken soms niet die energie en
9veerkracht hebben als de mannen die er naar gestreefd hebben
10om door te denken en te analyseeren – zou dat haar
11'kwalijk te nemen zijn?– mijns inziens niet omdat zij
12in ’t algemeen zooveel meer kracht moeten besteden dan
13wij in ’t pijn lijden.– Zij lijden meer en zijn gevoeliger_
14En al begrijpen zij soms niet wat men denkt/ zij zijn
15soms wel vatbaar om te begrijpen of men goed voor
16hen is. Ook al niet in alle opzigten – maar “de geest
17is wel gewillig”2 en er is eene soort goedheid in de vrouwen soms die geheel eigenaardig is.–
18Het zal U een pak van ’t hart zijn dat de operatie heeft
19plaats gehad.
20Wat is het leven een raadsel en wat is de liefde een
21raadsel in het raadsel. ’t Zelfde blijven is ’t eenige
22wat ’t in letterlijken zin zeker niet doet maar de
23veranderingen zijn van den anderen kant
24een soort verschijnsel van eb en vloed en doen
25aan de zee zelve niets af of toe.
26Sedert ik U ’t laatst schreef heb ik mijn oogen wat rust
27gegeven en er mij goed bij bevonden/ ofschoon ze nog steken.
28Weet ge wat ik onwillekeurig dacht – dat in
29den eersten tijd van het schildersleven men het zich zelf
30onwillekeurig soms moeielijk maakt_– door ’t gevoel
31'van de zaak nog niet meester te zijn – door de
32onzekerheid waarin men verkeert of men die over-
33meesteren zal – door den grooten lust om
34vooruit te komen – door dat men zich zelf nog
35niet vertrouwt – kan men eene zekere gejaagdheid
36niet van zich afzetten en men jaagt zich zelf
37ook al wil men niet gejaagd werken.
38Men kan er niets aan doen en ’t is een tijd
39die men ook niet missen kan en die niet
40anders mag of kan wezen m.i.
41In de studies ook ziet men ook zelf de gejaagdheid en
42een zekere preciesheid/ die staat lijnregt tegenover
43de kalme breedheid die men zoekt – en toch bevind
44men er zich slecht bij als men bepaald op die breedheid
45wil gaan werken en zich toeleggen.
46Hierdoor
47ontstaat soms een opkropping van zenuwachtige
48onrust en overspanning en men voelt een drukking
49als op sommige zomerdagen voor het onweer. ’k heb dat ook
50weer nu gehad en als ik me zoo voel verander ik eens van
51werk/ juist om weer van voren af te beginnen.
 1v:2
52De moeite die men in den eersten tijd heeft/ geeft
53soms iets pijnlijks aan de studies.
54Dit beschouw ik echter niet als iets wat mij ontmoedigd
55omdat ik ’t in anderen, die later dat van zelf toch
56meer en meer kwijtraakten, ook evenzeer als bij me
57zelf heb opgemerkt.–
58En bij tijden houdt men dat moeielijk werken
59zijn leven lang geloof ik/ maar niet altijd
60met zoo weinig resultaat als in ’t begin.
61Wat gij van l’Hermitte schrijft is geheel in
62overeenstemming met wat in de compte rendu
63van eene expositie Black & White stond.
64Eene brutaliteit van aangrijpen welke haast bij niets
65anders te vergelijken is dan bij Rembrandt spreekt
66men daar juist ook van.3
67’k zou wel eens willen weten hoe zoo iemand
68Judas opvat – gij schrijft over eene teek. Judas voor de
69schriftgeleerden van hem.–4 ik geloof Victor Hugo dat zou
70kunnen gedetailleerd beschrijven zóó dat men ‘t zag.
71maar de expressies te schilderen zou
72nog moeielijker zijn.
73Ik heb een blad Daumier gevonden/
74'Ceux qui ont vu un drame et ceux qui ont vu une vaudeville_5
75ik begin hoe langer hoe meer naar Daumier
76te verlangen. Er is iets pittigs en “bezonkens” in hem.
77hij is leuk en toch vol gevoel en passie/ soms
78dunkt mij/ b.v. in de dronkaards6 en waarschijnlijk
79'ook in de Barricade7 (die ik niet ken)/ vind ik een hartstogt die men zou
80willen vergelijken bij het wit gloeijend zijn van ijzer.
81Dat is ook in sommige koppen van Frans Hals
82b.v./ ’t is zóó stemmig dat het koud schijnt en
83kijkt men er even op – – – dan staat men verbaasd
84dat iemand blijkbaar met zóó veel emotie werkende en geheel opgaande en zich zelf verliezende in de natuur/ tegelijk
85die tegenwoordigheid van geest heeft om met zóó vaste hand het
86er op te zetten. In studies en teekeningen van deGroux
87vond ik iets dergelijks. Misschien is L’Hermitte ook
88zoo’n wit gloeiende. En Menzel ook.
89Er zijn wel eens in Balzac of Zola van die passages –
90'b.v. in Père Goriot – waar men in woorden
91een graad van passie vindt die witgloeijend is.8
 1v:3
92Ik denk er wel eens over om een
93proef te nemen om op een heel andere
94wijs te gaan werken. Namelijk
95meer te durven en te wagen.
96Alleen ik weet niet of ik niet nog
97meer direkt het figuur absoluut met model
98moet bestudeeren.
99Ik zoek ook naar een middel om
100naar verkiezing het licht op ’t atelier
101te kunnen afsluiten of laten invallen_
102Het valt nu niet genoeg uit de
103hoogte dunkt mij en er is te veel_
104Voorloopig heb ik met bordpapier wel
105eens afgesloten maar ik zal zien
106ik van den huisbaas luiken krijg.
107Wat in den brief stond die ik u
108schreef verscheurd te hebben/9 is
109wel in den geest van wat gij zegt.
110Maar bij ’t meer en meer merken dat
111men zelf niet volmaakt is en te kort schiet
112en anderen
113dat zelfde ook hebben en er dus gedurig
114moeielijkheden komen die het tegenovergestelde
115zijn van illusies/ zoo geloof ik dat wie daardoor
116den moed niet verliezen en niet onverschillig
117worden er door rijpen/ en men moet verdragen juist om te rijpen.–
118Soms kan ik me haast niet begrijpen
119evenwel dat ik pas 30 jaar ben en
120voel mij zooveel ouder.
121Dan n.l. voel ik me ouder/ als ik denk
122dat door de meesten die mij kennen ik
123als een mislukt sujet wordt beschouwd/
124en meen dat als er niet nog een paar
125dingen veranderden ten goede/ dit
126werkelijk het geval zou kunnen
127worden, en als ik denk/ ’t zou zoo kunnen worden/
128dan voel ik dat met een realiteit dat ik er geheel
129onder gedrukt ga en mij de lust vergaat als was ’t werkelijk zoo.  1r:4
130Ben ik nu meer normaal en kalm
131gestemd dan ben ik wel eens blij dat
13230 jaar om zijn en niet om zijn zonder
133dat ik voor ’t vervolg daar iets in geleerd
134heb/ en voel kracht en lust voor de
135volgende 30 – voor zoover ik ze haal_
136En zie in mijn verbeelding jaren van
137ernstig werk en gelukkiger dan
138de eerste 30.
139Hoe het in werkelijkheid zijn zal/
140het hangt niet alleen van mij af –
141de wereld & omstandigheden moeten
142ook medewerken.
143Dat wat mij aangaat en waarvoor ik
144aansprakelijk ben/ is dat met die omstandig-
145heden waarin ik ben ik woeker en mijn
146best doe om vooruit te komen.
147Als werkman is men op den leeftijd
148van 30 juist aan ’t begin der periode
149waar men vastheid in zich voelt. als
150zoodanig voelt
151men zich jong en vol lust.
152Toch is er tegelijk een tijd van ’t leven
153achter den rug die maakt dat men
154weemoedig is dit of dat nooit meer
155terug zal komen. En is het geen laffe10
156sentimentaliteit
157soms een zekeren rouw
158te voelen. Enfin_ – Veel begint eigentlijk
159pas als men een jaar of 30 is – en zeker is dan
160alles nog niet uit_ – Maar men verwacht niet
161dat van het leven wat men reeds ondervonden
162heeft ’t niet geven kan. Men begint veeleer duidelijker
163in te zien dat het leven maar een soort van
164bemestingtijd is en de oogst is niet hier.11
165Daarom heeft men ook wel eens een qu’est ce que ça me fait tegenover
166het oordeel van de wereld en mag men betrekkelijk als dat oordeel
167al te sterk drukt het zich van de schouders schudden.
168Misschien moest ik nu dezen brief ook maar weer liever verscheuren.
 2r:5
169Dat de toestand der vrouw U zeer absorbeert
170kan ik mij begrijpen en is wel een van de
171dingen die noodig zijn voor haar behoud
172en het goed gaan der herstelling ook.–
173Want men moet er zich inwerpen en
174'geldt het woord wel eens/ if you want it
175well done you must do it yourself/
176you must not leave it to others_12
177Dat wil zeggen/ de algemeene zorg er
178voor en het overzien van ’t geheel
179moet men vasthouden.
180Wij hadden een paar echte lentedagen/
181'o.a. ll. maandag/ waar ik van genoten heb.
182De wisseling van de jaargetijden is
183iets dat het volk erg voelt. B.v. in
184een buurt als de Geest en in die hofjes
185of zoogenaamde “geefhuisjes”13 is den
186'winter altijd een benaauwden14 en
187moeielijken en bangen tijd en de
188lente eene verlossing. Als men
189er op let – ziet men op zoo’n eersten
190'lentedag er een soort evangelie is_
191En het is navrant om zooveel graauwe/
192verflenste gezigten op zoo’n dag expres naar
193buiten te zien komen/ niet om iets bepaalds te doen maar als om zich te overtuigen
194dat de lente er is. Zoo b.v. verdringen zich soms
195allerlei personen in wie men ’t niet verwachten zou
196op de markt rond eene plek waar een koopman met
197crocussen/ sneeuwklokjes/ morgensterren en andere bloem-
198bollen staat.– Soms een perkamenten commies van een
199ministerie/ een soort Josserand15 blijkbaar/ in een
200kalen zwarten jas met velten kraag – die bij de
201sneeuwklokjes vind ik mooi.–
 2v:6
202Ik geloof dat het arme volk en de schilders
203met elkaar gemeen hebben het sentiment
204van het weer en de wisseling der jaargetijden.
205Natuurlijkerwijs voelt iedereen dat/ maar
206voor den meer gegoeden burgerstand
207zijn het zoo zeer geen evenementen
208of verandert het de gemoedsstemming
209in ’t algemeen niet heel veel.
210Een aardig woord van een polderwerker
211vond ik “s’winters lijd ik evenveel
212kou als het winterkoren”_
213Nu – voor Uw zieke zal de lente
214'zeer zeker ook welkom zijn_
215Moge het haar goed gaan. Wat
216is die operatie eene moeielijke – althans
217ik schrikte toen ik de beschrijving las.
218Met Rappard gaat het beter – schreef ik U hij zenuwkoorts
219in ’t hoofd gehad heeft. vóór hij weer als vroeger
220kan werken moet nog duren, maar hij is begonnen
221te wandelen nu en dan.
222Ik zal Uw raad om eens met thee de oogen te betten opvolgen
223als ’t niet weg gaat – daar het aan ’t verminderen is
224laat ik het nu voorloopig zijn natuurlijken gang maar
225gaan. Want vroeger heb ik er geen last van gehad/
226behalve dezen winter nog eens met kiespijn/
226aen geloof dus het meer iets toevalligs is doordat ik mij buitengewoon ingespannen had.
227En integendeel kan ik tegenwoordig de vermoeienis
228van de oogen bij het teekenen beter uithouden dan
229in ’t begin. Schrijf weer spoedig als ge kunt en
230geloof me/ met een handdruk,

231t. à t.
232Vincent

233ik weet niet of gij de “geefhuisjes” op de
234Brouwersgracht tegenover ’t gasthuis kent.
235ik wou daar wel eens gaan teekenen
236als het weer het toelaat. ik maakte deze
237week er reeds een paar krabbels.
238Het zijn eenige rijen huisjes met
239kleine tuintjes die naar ik meen aan
240het armbestuur hooren.16


11 zijn?– < zijn –
31 zijn – < zijn
74 et ceux < en ceux
79 (die ik niet ken) < Added later; parentheses added by us.
90 Goriot – < Goriot
174 geldt < geld
181 maandag, < maandag.
186 benaauwden < It is possible that Van Gogh wrote ‘benaauwder’.
190 er een < een
214 zeer < Zeer
top