1r:1
5 februarij

Waarde Theo,
Hartelijk dank voor Uw brief en voor het geld.
Als ik Uwe brieven over Uw zieke lees of herlees komt mij veel in de gedachten. En ik zou U nog veel meer er over willen vragen & schrijven – doch vanwege ik de persoon slechts ken door Uwe brieven is het alles te vaag & te onbestemd en heb ik wel eens een brief er over weer verscheurd. Maar geloof dit, steeds is het in mijne gedachten onwillekeurig, en dat behalve de weemoedige gedachte aan haar lijden zulk eene ontmoeting iets is waar gij dankbaar voor zijt en als een niet alledaagsch geluk beschouwd, kan ik mij best begrijpen en stem ik volkomen mee in.
Dat je ne sais quoi als van de hei of dat denken doet aan haar geboorteland, die oude kust van Bretagne, is iets dat op den duur als gij langer met haar zult geweest zijn eer sterker dan zwakker zal worden meen ik.
Ik vond1 Uwe uitdrukking: “zal ze later zijn als de hond met den herder, of iets beters” wel karakteristiek – acht gij het niet waarschijnlijk dat het den eenen tijd veel van den anderen tijd verschillen zal – in een zelfde liefde zijn zooveel verschillende toestanden of gedaanteverwisselingen – juist door de getrouwheid aan een zelfde liefde – dat het telkens weer anders wordt.
 1v:2
Het is nog een moeielijke passage, die operatie – als ik U was zou ik niet veel tot haar spreken over later eene betrekking zoeken – daar in verband juist ook tot haar voet de toekomst zoo onbestemd is – laat het liever onbestemd. Want ik zou vreezen juist in b.v. een crisis van pijn zij zeer ten ontijde een idee fixe omtrent “dat of dat moet ik doen” zou kunnen krijgen – dat gebeurt meer bij zieke vrouwen – ’t welk haar mogelijk ietwat obstinaat zou maken tegen haar eigen hart in en ’t welk U smarten zou omdat het uit delicatesse was gij haar door het idee van betrekking de toekomst juist VRIJ en onafhankelijk wildet laten en zij ’t mogt opvatten als was zij U onverschilliger dan wel ’t geval is. Misschien is dit een en ander te vaag uitgedrukt maar delicatesse begrijpen de vrouwen lang niet altijd, evenmin als humor en ofschoon men zeker met delicatesse behoort te handelen zoo ontstaan er soms misverstanden door (wel is waar is men daar niet aansprakelijk voor mijns inziens) die ’t leven moeielijker maken. Enfin.–
Ik weet niet of Heyerdahl b.v. iets schilderachtigs in de vrouw met wie ik ben – zoo in haar dagelijks doen & laten – zou vinden. Daumier echter zeker wel. Ik dacht aan Heyerdahls woord, je n’aime pas qu’une figure soit trop corrompue – bij het teekenen niet van de vrouw maar van een ouden man met een verband op ’t oog2 – en ik vond het niet waar. Er zijn van die ruines, bepaald ruines van physionomies – waar toch iets in is dat ik b.v. ten volle uitgedrukt zie in de Hille Bobbe van Frans Hals3 of sommige koppen van Rembrandt. Nu, betreffende Heyerdahl – eigentlijk twijfel ik niet of zijn bedoeling met het woord is zóó dat het wel goed zal zijn – maar als men dat er niet bij dacht zou ’t geloof ik niet doorgaan.–
 1v:3
In den laatsten brief dien ’k U schreef vroeg ik ter loops naar ’t werk van l’Hermitte.4 In compte rendus van de Black & White staat hij bijna altijd bovenaan als “the Millet & Jules Breton in Black & White” en stond er b.v. eene beschrijving van eene teekening van oude vrouwen op de falaises,5 en over zijn manier van doen stond dat niemand brutaler, stouter, krachtiger was dan hij, zóó dat het verbazingwekkend was en niet naar andere teekeningen geleek en breeder dan de breedsten was aangezet. Men vergeleek hem bij Legros ook, doch slechts met de buitengewoonste, meest hors ligne teekeningen of etsen van Legros welke, b.v. de kerkbank,6 ook zeer krachtig en breed zijn.
Kerel ik ben nog altijd wat lam en ik heb een tamelijk duidelijke waarschuwing dat ik voorzigtig moet zijn – mijn oogen voelde ik soms mij vermoeid voor kwamen – maar wilde mij niets inbeelden. Nu van nacht b.v. echter vooral is er veel afscheiding van het vocht dat men steeds in de oogen heeft en plakten de oogharen telkens digt, en het kijken kost mij moeite en is als ’t ware troebel.
Nu sedert reeds half december zoowat heb ik zitten blokken zonder ophouden op die koppen vooral. Ik ben deze laatste week expres veel in de lucht gegaan om op te frisschen, en een paar baden genomen, veel mijn hoofd met koud water gewasschen &c. &c. Maar in zoo’n tijd is men zoo beroerd – ik heb een groot pak studies – maar ik heb er dan geen pleizier in en vind ze allen slecht.
 1r:4
Rappard schreef mij deze week weer, zal pas gaandeweg weer normaal worden schreef hij, was zwak maar begon nu en dan eens een eindje te wandelen buiten. Schreef anders helder en klaar over verschillende dingen het werk betreffende.
Nu en dan krijgt het alles buiten iets lenteachtigs en ’t zal niet lang duren of de leeuwerik gaat weer zingen in het weiland.–
Zoudt gij nog in de lente komen??? Ik vrees er nu wel voor. ik wou graag eens praten over de studies van dezen winter – met U en ook eens met Rappard – als hij beter zal zijn komt hij wel eens.
Ik zal betrekkelijk eens een week of zoo rusten en veel blijven buiten loopen – om eens nieuwe gedachten te krijgen. Ik wou wat halen uit mijn studies voor aquarellen b.v. maar het vlot nu op ’t moment niet.
Ik zie er nu net uit in mijn oogen en mijn gezigt als of ik erg aan het doordraaijena geweest ben – wat echter natuurlijkerwijs niet het geval is – integendeel, maar wie weet of ik over eenigen tijd weer niet eens merk deze of gene die ik tegenkom de observatie gemaakt heeft dat ik blijkbaar op den slechten weg ben. Die dingen zijn soms zóó mal dat ik er onwillekeurig om lagchen moet.
Er zijn s’avonds bij het ondergaan der zon effekten van donkere wolken met zilveren randen die prachtig zijn, b.v. als men op ’t Bezuidenhout of den Boschkant7 loopt. Gij kent dat wel van vroeger – uit het raam van ’t atelier is het ook mooi, of in ’t weiland – men voelt de lente in de verte en nu en dan is er reeds iets zoels in de lucht.
adieu kerel – nogmaals dank voor Uw brief, heb voorspoed met Uw patient – ik hoop dat ik spoedig weer eens een teekening vind of een studie waar iets in mogt zitten – het is zoo onpleizierig als men “rust nemen” moet. Men kan niet rusten juist omdat men moet. adieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent.

top