1r:1
3 Februarij

Waarde Theo,
Zeer verlangend ben ik weer naar Uw schrijven, daar wij reeds 3 feb. hebben (en de tijd van de post ook heden voorbij) schrijf ik maar eens uit voorzorg. Is ’t dat gij een paar dagen later geschreven hebt zoo komt alles in orde maar wegens ’t geen dezen winter gebeurde met den brief meld ik het U voor ’t geval gij vòòr den eersten mogt hebben geschreven. Dan zoudt ge misschien wel doen eens te informeeren.
Ik heb gemerkt dat de bestellers brieven voor den Schenkweg wel eens medegeven aan personen die aldaar wonen in plaats van dat ze ze zelf bezorgen. ’t is voor de bestellers soms een heel eind uit den koers en ik weet het daarom omdat de besteller ’t mij zelf wel eens heeft gevraagd iets voor hem te bezorgen onlangs, ’t geen ik natuurlijkerwijs deed – doch er evenwel bij dacht aan den verloren geraakten brief.– Enfin.–
Wij hebben hier dezer dagen, vooral van nacht, stormweer. Het zal spoken op zee.
Hoe gaat het met Uw zieke. Uit wat gij schreeft zie ik dingen die mij erg treffen (b.v. dat zij de schuld betaalde van den man die haar bedrogen had), die wel iets nobels zijn. Dat “niet t’huis” treffen van dat lid van de kamer bragt mij den naam te binnen die Punch geeft aan den secretaris van binnenl. zaken (the Home secretary is zijn titel). Dit personaadje heet in Punch nooit anders dan the Seldom at Home secretary.1 Wat zijn er veel van die Seldom at home menschen. En hen allen te zamen noemt Dickens het circumlocutie kantoor (circumlocution office).2
Er staan veel lui te zuchten voor de deur van die how not to do it inrigtingen en niet minder diep wordt er misschien daar gezucht als op de oude Pont des soupirs.3
 1v:2
Dezer dagen ben ik erg slap geweest – ik heb mij wat overwerkt vrees ik – en die “droessem” van het werken, die naweeen van overspanning, wat zijn die beroerd. Het leven heeft dan de kleur van vuil water, ’t word iets als een aschhoop.
Dan zou men wel eens een vriend bij zich willen hebben. Soms heldert dat den doffen mist op.
In zulke dagen heb ik soms ontzettend veel zorg over de toekomst en ben melankoliek over mijn werk, en voel mij magteloos. Maar ’t is gevaarlijk te veel daarover te spreken of te malen, dus genoeg.
Ik heb toch zitten werken aan een aquarelschets, weer van spitters of liever straatwerkers hier op den Schenkweg,4 maar ’t deugt niet.
Ik heb ook eens met conté een paar figuren geteekend5 die geloof ik beter zijn.
Niet met conté alleen maar ’t geheel natgemaakt en de schaduwen laten vloeien, de lichten weer uitgehaald.Het kan ook wel zijn ik kou gevat heb – maar ik moet voor ik werkelijk iets doen kan die lamheid kwijt zijn.
Ik ben bezig Uit mijne gevangenistijd te lezen van Fritz Reuter, wat erg geestig is.6 Die duitschers hebben hun eigenaardigen humor weer anders dan de Engelschen. Herkomer heeft ook eens een boerenvastenavond7 gemaakt, iets als Boeren Breughel,8 waar dat ook sterk in is.
 1v:3
Van Herkomer gesproken, ik las onlangs eene soort levensbeschrijving van hem ofschoon tamelijk onvolledig.9
Maar dit viel me in ’t oog onder anderen. Hij heeft een tijd gewoond en geschilderd in een leegstaand huis of dat niet eens af was misschien, daar hij de huur niet had. Toen kwam hij aan de Graphic en was betrekkelijk uit de zorg. Maar ook toen hij daar reeds geemployeerd was werd hij nog weinig geacht. Zoo zelfs dat het eerste idée van the Last muster at Chelsea Hospital, zijnde eene teekening die betrekkelijk maar weinig verschilt van de definitieve compositie doch een zeker ruw aspect heeft, bijna verworpen werd. Niemand van de Graphic administratie keurde het goed, behalve alleen de toenmalige manager. (’k Zou me zeer verwonderen als die nu nog aan ’t bestuur was.) Die kreeg het er door dat de schets geplaatst werd en vroeg Herkomer of hij voor hem het meer uitvoerig wilde op nieuw maken. Dat is dus de oorsprong van een schilderij dat sedert en te Parijs en te Londen de besten in verbazing heeft gebragt.
NU zou ook bijna ieder de eerste schets heel mooi vinden.
Tevens stond daar nog in hoe hij niet iemand is die gemakkelijk werkt, integendeel van ’t begin af en steeds sedert te worstelen had met een soort onhandigheid en geen schilderij maakt zonder ontzettend veel hoofdbreken.
 1r:4
Dat hij ook steeds nog zelfs nu door velen onaangenaam genoemd wordt is iets wat ik mij haast niet begrijpen kan.
Er is niets innigers te bedenken haast dan zijn werk.
Als gij komt zal ik U de houtsnee van het oude vrouwenhuis eens laten zien, minder bekend doch niet minder mooi dan de oude mannen.
Iets als de naaischool te Katwijk van Israels.10
Nu, schrijf eens spoedig als ge ’t niet reeds gedaan hebt. Ik verlang erg naar berigt hoe ’t met Uw zieke gaat. Het beste daar mee en met alles. Ook gefeliciteerd met Pa’s verjaardag.11 Ik stuurde Pa eene teekening die ik gemaakt had naar aanleiding van aanmerkingen die Pa op het eerste oude mannetje van de lithographie12 gemaakt had. Niet omdat ik Pa precies gelijk gaf doch ik dacht, nu weet ik hoe ge ’t zoudt willen hebben, ik zal het voor U trachten te maken. Doch ik vrees het is me niet gelukt. Zoo ook als men zijn best doet lukt het niet altijd om de mensen ’t naar den zin te maken. Pa schreef wel niet dat hij ’t niet goed vond doch het schemerde er toch in door. ’t Kan best zijn ’t ook niet deugde. Enfin als ge t’huis komt zullen ze ’t U wel eens laten kijken. adieu – maar zeg hun er niets over.–

t. à t.
Vincent

top