1r:1
1Waarde Theo,
1*Gij hebt mijn brief ontvangen waarin
2ik U schreef hoe onder het werk bij mij zich eene
3gedachte ontwikkelde over het maken van figuren
4uit het volk voor het volk_1 Hoe ’t mij voorkwam
5dat het eene goede zaak zou zijn/ niet
6de librairie maar de charité & de devoir/
7als eenige personen zich vereenigden daartoe.
8Sedert ik U dat schreef heb ik natuurlijkerwijs
9niet zoo zeer bedacht: Wie zal dit doen of dat?
10dan wel: Wat doe ik er voor? om reden
11dat voor het eene ik niet verantwoordelijk ben/ voor
12’t laatste wel.
13Doch dit kan ik U zeggen/ juist terwijl ik
14met het oog daarop zat te teekenen is het idee
15bij mij vaster geworden, dat het totstand brengen
16van zoo iets nuttig zou zijn, en men volstrekt niet
17zou behoeven te vervallen in een soort
18naäaperij van andere volksuitgaven/ doch
19integendeel het bestaan van soortgelijke bladen
20als b.v_ is Brittish workman/2 een leiddraad
21is betreffende How to do it en How not to do it_3
22Ik weet niet of gij Little Dorrit van Dickens kent
23en daarin het figuur van Doyce/ de man
24die men als type zou kunnen nemen van hen
25die How to do it tot principe hebben.
26Al kent ge die prachtige werkmansfiguur uit
27het boek niet/ toch zult ge het karakter
28van den kerel begrijpen uit dit eene woord_
29Toen wat hij wilde niet tot stand kwam/
30stuitte op onverschilligheid en nog erger dingen/
31en hij niet voort kon zeide hij eenvoudig/
32This misfortune alters nothing – the thing is
33just as true now (after the failure) as it was then
34(before the failure)_
 1v:2
35En begon ’t zelfde wat hem in Engeland
36mislukt was op nieuw op ’t vaste land en
37zette het daar op zijn pooten.4
38Wat ik zeggen wilde is dit_ De gedachte
39om uit het volk voor het volk werkmanstypen
40te teekenen/ die te verspreiden als volksuitgaaf/
41’t geheel opvattende als moetende zijn
42affaire de devoir & de charité – dat
43en niets anders dan dat – zie/
44die gedachte is eene zoodanige dat ik geloof
45men er/ ook al lukte het niet direkt of
46'op eens/ van zou mogen aannemen:
47The thing is as true today as it was yesterday
48and will be as true tomorrow_5
49En dus het iets is waaraan men met sereniteit
50kan beginnen en voortwerken, iets aan
51welks goeden uitslag – mits men niet verslappe
52of den moed opgeve – men ook niet behoeft te
53twijfelen of te wanhopen.
54Tot mij zelf heb ik gezegd dat wat mij te doen
55stond voor de hand lag – mijn uiterste best
56te doen op de teekeningen.– Zoodat sedert
57mijn brief over dit onderwerp en nu ik er eenige
58nieuwen heb_
 1v:3
59Vooreerst een Zaaier_ Een groote oude kerel/ een lang
60donker silhouet tegen een donkeren grond_
61Wijd weg een heihutje met mosdak en een stukje
62lucht met een leeuwrik.6 Dit is een soort van
63hanetype/7 een geschoren gezigt/ tamelijk scherpen
64neus & kin/ het oog klein/ mond ingevallen_
65Lange beenen met laarzen_
66Dan een tweede zaaier met een lichtbruin
67bombazijnen buis & broek/ dus komt dit
68figuur licht af tegen den zwarten akker/
69aan ’t eind begrensd door een reitje knotwilgen_8
70Dit is een heel ander type/ met ringbaard/ breede
71schoften/ iets gedrongens, iets van een os in
72dit opzigt dat zijn heele tournure naar ’t landwerk
73staat. Als ge wilt meer het type van een Esquimaux/
74dikke lippen/ breeden neus_9
75Dan een maaier met groote zeis op
76een weiland_10 De kop met bruine wollen
77muts mouleert zicha tegen de lichte lucht.
78Dan een van die oude kereltjes met
79kort buis en grooten/ ouden/ hoogen hoed/
80die men wel in de duinen ontmoet_
81Hij draagt een mand turf naar huis_11
82Nu heb ik getracht in deze teekeningen nog duidelijker
83mijn bedoeling te zeggen dan in het oude mannetje
84met ’t hoofd in de handen_12 Deze kerels doen
85allen iets en dat vooral moet in ’t algemeen
86'volgehouden worden bij de keus der motieven dunkt mij_ Ge weet zelf hoe
87mooi de talrijke rustende figuren zijn die
88zoo heel/ heel dikwijls gemaakt worden. Deze worden
89meer gemaakt dan werkende figuren.
90Het is steeds erg verleidelijk om een figuur in rust te teekenen/
91de actie uit te drukken is zeer moeielijk en het effekt
92is in ’t oog van velen “aangenamer” dan iets anders.
93Doch dit aangename mag waarheid niet uit ’t oog verliezen
94en de waarheid is dat er meer sjouwerij dan rusten in ’t leven is_
 1r:4
95Ge ziet dus mijn opvatting betreffende het alles vooral
96dit is/ dat ik voor mij tracht te werken er aan_
97 Het komt mij voor dat de teekeningen zelf nog van
98meer urgentie zijn dan zelfs de reproductie_
99Ook zal ik zuinig zijn met over de
100zaak te spreken omdat ik geloof dat in een klein
101kringetje van personen dikwijls meer praktisch
102gehandeld wordt dan als er veel bij komen.
103Too many cooks spoil the broth.
104Wat wou ik we wat meer zamen waren.
105Weet ge waarom ik voor mij zelf niet twijfel
106of ik het zou kunnen doen? Gij weet uit de natuurkunde dat
107een voorwerp in eene vloeistof gedompeld zooveel
108verliest aan gewigt als het specifiek gewigt der hoeveelheid vloeistof
109die het ligchaam verplaatst/ bedraagt. Daardoor
110komt het dat sommige dingen drijven en ook die
111welke zinken onder water ligter zijn dan in de lucht_
112Iets dergelijks – een soort vaste natuurwet –
113schijnt te bestaan met betrekking tot het werken/
114in dit opzigt dat als men er in is men
115meer werkkracht voelt dan men wist
116te bezitten/ of liever in der daad bezat. Dat zoudt gij ook ondervinden
117als gij U eens tot het schilderen zoudt
118zetten. Eerst schijnt het iets onbereikbaars/ iets wan-
119hopigs/ later verklaart het zich en ik geloof dat
120gij dit in mijn werk zoudt zien ook.
121Doch iets wat ik U reeds schreef heeft zich bevestigd/
122n.l. dat Rappard ernstig ongesteld is. Ik heb opnieuw
123berigt van zijn vader die zich niet uitlaat over
124wat het eigentlijk is. Tegen dat hij beter wordt wil
125ik zooveel teekeningen klaarmaken als ik kan
126want ik wou wel dat R. zoodra hij weer aan den
127gang gaat ’t zelfde deed. R. heeft wat
128niet iedereen heeft/ n.l. hij denkt na en zijn gevoel
129is iets dat hij cultiveert. Hij kan een plan maken/
130een geheel overzien/ eene gedachte vasthouden.
 2r:5
131Met veel anderen is het zoo dat zij het nadenken
132en het willen voor iets onartistieks houden/
133althans niet geschikt zijn voor travaux de
134longue haleine. De zaak in kwestie nu
135is er een en van handigheid en aanpakken/
136en van volhouden en kalm geduld houden
137bovendien. Dan heeft Rappard
138nog iets dat maakt dat naar ik denk voor zoo iets
139als dit hij veel waard kan zijn. Hij bestudeerd
140bepaald het figuur/ niet maar als kleurnoot in
141een aquarel maar meer streng in zijn
142vorm en structuur.
143Ik denk dikwijls dat ik wel wenschte meer tijd
144op het eigentlijke landschap te kunnen spendeeren_
145Ik zie dikwijls dingen die ik verbazend mooi vind/
146die bovendien me onwillekeurig doen zeggen/ dit of dat
147heb ik nog nooit zòò geschilderd gezien_
148Om het te schilderen – how to do it – zou ik
149weer andere dingen moeten daarlaten. Ik wou
150wel eens weten of gij dat met me eens zijt/ dat
151in landschap er nog dingen ongedaan zijn/
152dat b.v. Emile Breton effekten gegeven
153'heeft (zelf volhoudtb in die rigting te werken)
154die een begin zijn van iets nieuws dat naar
155’t mij voorkomt nog niet zijn volle kracht bereikt
156heeft/ door weinigen begrepen/ door nog minder
157gedaan wordt. Veel landschapschilders hebben niet
158die intieme natuurkennis welke zij hebben die van
159hun kinderjaren af gekeken hebben met gevoel
160op de akkers. Veel landschapschilders geven iets
161dat U noch mij b.v. (ook al apprecieeren wij hen als artisten)
162als menschen voldoet. Men noemt het werk van Emile Breton
163oppervlakkig/ het is zulks niet/ hij staat in sentiment veel
164hooger dan menig ander en weet veel meer en zijn werk houdt steek.
 2v:6
165Werkelijk/ op ’t gebied van landschap beginnen ook
166enorme leegtes te komen en ik zou er ’t woord van
167Herkomer op willen toepassen/ the interpreters
168allow their cleverness to mar the dignity of their
169calling.13 En ik geloof dat het publiek zal
170beginnen te zeggen/ verlos ons van artistieke
171combinaties/ geef ons het eenvoudige veld terug_
172Wat doet het goed eens een mooie Rousseau
173te zien waar op gesjouwd is om trouw en
174eerlijk te zijn. Wat doet het goed te denken
175aan lui als v_ Goyen/ Old Crome en Michel_14
176Wat is een Isaac Ostade of een Ruysdael mooi_
177Wil ik die terug hebben of wil ik men hen
178imiteeren zal. Neen/ maar wel dat
179het eerlijke/ het naive/ het trouwe blijven zal_
180Ik ken oude lithographies van Jules Dupré/ of
181van hem zelf of facsimilés van zijn croquis_
182Maar wat een pit en wat een liefde zit daarin,
183en toch/ wat zijn ze vrij en vrolijk gedaan_
184Een absoluut copieeren van de natuur/ dat is ook het
185ware niet maar de natuur zoo kennen dat wat men
186maakt frisch en waar is/ ziedaar wat velen nu missen.
187Denkt ge b.v. dat de Bock weet wat gij weet_
188neen/ zeer bepaald neen. Ge zult zeggen/
189maar iedereen heeft toch van jongs af aan
190landschappen en figuren gezien. Vrage/ is ook
191'iedereen als kind nadenkend geweest; vrage/
192heeft ook iedereen die ze gezien heeft/ hei/ velden/
193akkers/ bosch liefgehad en de sneeuw en den
194regen en den storm. Dat heeft niet iedereen
195zooals gij en zooals ik/ het is een bijzonder soort
196entourage en omstandigheden die er toe moeten
197meewerken/ het is een bijzonder soort temperament
198en karakter ook die er bij moeten komen om het
199wortel te doen vatten.
 2v:7
200Ik herinner mij brieven van U van toen ge
201nog in Brussel waart15 met dergelijke beschrijvingen
202van landschappen als in Uw laatsten.
203Weet gij wel dat het zoo hoog/ hoog
204noodig is dat er eerlijke lui in de
205kunst blijven. ’k wil niet zeggen dat er geen
206in zijn maar gij zelf voelt wat ik bedoel
207en weet even goed als ik hoe een massa
208lui die schilderen fameuse leugenaars zijn_
209Eerlijk duurt het langst16 is ook hier van toepassing/
210als mede de fabel van den haas en de schildpad/17
211als mede het leelijke jonge eendje van Anderssen_18
212Edwin Edwards de etser b.v./ waarom is zijn werk
213zoo prachtig mooi/ waarom kreeg hij te regt een
214positie onder de besten in Engeland. Omdat wat hij
215wilde was eerlijkheid en trouw. Liever was ik Jules
216Dupré dan Edwin Edwards doch zie/ voor opregtheid
217moet men hoog respect hebben en ’t houd stand
218waar andere dingen kaf blijken.
219Voor mij is de Bernier/ Les champs en hiver van
220de Luxembourg een ideaal_19
221Daar hebt ge Lavieille/ de houtgraveur en
222schilder – ik zag een winternacht met een
223Kerstmissentiment van hem20 dat me daar in de
224gedachten komt.
225Daar hebt ge Mme Collart – b.v. dat schilderij
226van een appelboomgaard met een oud wit paard_21
227Daar hebt ge Chintreuil en Goethals.
228(ik heb dikwijls iemand gezocht om ’t U te expliceeren bij wie
229de mooie dingen van Goethals te vergelijken zijn – ik geloof
230Chintreuil_) Maar ik ken anders niet veel van Chintreuil/ trouwens
231van Goethals ook niet.–
 2r:8
232Verkeerde opvatting van de bedoelingen der
233groote landschapschilders is voor een groot deel
234oorzaak van het kwaad. Bijna niemand weet
235dat het geheim van mooi werk voor een
236groot deel goede trouw en opregt gevoel is.
237Velen kunnen het niet helpen dat zij niet diep genoeg zijn
238en handelen te goeder trouw voor zoover ze goede trouw
239hebben.
240Doch ’k geloof ge me wel als eene daadzaak zult willen
241toegeven (te meer daar hier
242kwestie is van iets dat ofschoon ’t U aangaat betrekkelijk
243niet Uw eigen doen is) dat indien menig landschapschilder
244die nu heel wat geteld wordt de helft wist van wat gij weet van de
245gezonde denkbeelden omtrent het veld die U als natuurlijk
246eigen zijn/ hij heel wat beter en degelijker werk
247zou leveren. Denk hier eens over na en
248leg dit en bovendien veel meer zaken in de
249weegschaal als gij/ U zelven wegende/ zulke
250dingen zegt als – “ik zou maar iets mediocres zijn”_
251Tenzij ge mediocre in zijn goede/ nobele beteekenis
252bedoelt. Kranigheid/ zoo als men hier zegt, men schermt veel
253met dit woord – ik voor mij weet er de regte beteekenis niet van en
254heb het wel eens op zeer onbeteekenende dingen hooren toepassen – kranigheid/
255is dat wat de kunst redden moet?– Ik zou meer hoop
256hebben dat de boel goed ging als er meer lui waren zooals b.v.
257Ed. Frere of Emile Breton dan dat er kranen kwamen
258als Boldini of Fortuny – Frère/ Breton zullen gemist
259'worden en betreurd; Boldini/ Fortuny/ men moge hen zelf respecteeren
260maar den invloed die ze hebben uitgeoefend is fataal.
261Een kerel als Gustave Brion heeft iets goeds nagelaten/
262de Groux b.v. ook – waren er veel zoo/ de wereld zou er bij
263vooruitgaan/ de kunst zou een zegen zijn – doch Boldini/ doch
264Fortuny/ doch Regnault zelfs/ wat baat het ons/ wat zijn we er bij
265gevorderd. Wat ge zegt is volkomen waar/ “Ernst is beter dan raillerie/ al is ze
266'nog zoo scherp en geestig”; in andere woorden zou ik zeggen/ bonté
267vaut mieux que malice/ dat spreekt vanzelf, doch velen zeggen/
268neen/ maar in het malicieuse daar zit heil in. Enfin die moeten
269maar maaien wat ze zaaien. Adieu kerel, ik wou U eens schrijven van die
270teekeningen/ dat ik n.l_ hoop deze gedachte over bladen voor het volk mij er toe brengen
271zal een eindje vooruit te komen. Terwijl ik U schrijf berigt van Rappard dat er
272ietwat verandering ten goede is maar hij schijnt erg ziek te zijn. Ik weet zeker dat zoowel
273hij als zijn vader zich interesseeren voor die volkstypen. Zoodra Rappard weer op de
274been is of weer normale oogen ten minste/ hoop ik er eens heen te gaan.
275Schrijf weer eens spoedig en geloof me

275*t. à t.
276Vincent


46 van < er van
86 bij [...] motieven < Added later; possibly intended to be read after ‘dunkt mij’.
153 (zelf [...] werken) < Parentheses added by us.
191 geweest; < geweest
259 betreurd; < betreurd
266 geestig”; < geestig
top