1r:1
1Waarde Theo,
1*Uw aanget. brief van 20 Nov. heb ik in orde
2ontvangen & dank U zeer voor het zenden er van,
3uit mijn brief die den Uwen moet gekruist hebben
4zult ge reeds hebben kunnen zien hoe welkom het
5was.1
6Doch ge schrijft dat tegelijk met dien brief ge
7het papier van Buhot zondt – dit nu was
8er niet bij en heb ik tot heden/ Vrijdag/ niet_
9Kan er op nieuw een fout van de post zijn
10ofwel is het misschien bij U blijven liggen.
11Ik wachtte tot heden met het beantwoorden van
12Uw schrijven om te zien of soms de post
13hier vergeten had het te bezorgen of zoo_
14Ge zult het rolletje waarin de Spitter was
15hoop ik ook hebben ontvangen.2
16Heden en gisteren teekende ik twee figuren van
17een oud man die met de elbogen
18op de knieen en ’t hoofd in de handen zit_3
19Ik heb het indertijd van Schuitemaker
20gedaan & bewaarde steeds de teekening4
21omdat ik ’t nog eens beter wilde doen.
22Misschien zal ik daar ook eene lith.
23van maken. Wat is zoo’n ouden werkman
24in zijn gelapt bombazijnen paka met zijn
25kalen kop toch mooi.
26Ik heb het boek van Zola/ Pot bouille/ uit.
27 de krachtigste passage vind ik dat accouchement
28van die keukenmeid Adele (bretonne pouilleuse) op
29het donkere zolderkamertje. Josserand is
30ook weerga’s knap en met sentiment geteekend/
31de rest der figuren ook doch die twee
32somberen/ Josserand met zijn adressen schrijven
33s’nachts en dat meidenkamertje/ troffen me ’t meest_5  1v:2
34Wat zit het boek goed in elkaar – en het woord
35waarmede het eindigt: aujourd’hui toutes les
36maisons se valent/ l’une ou l’autre c’est
37la même chose/ c’est partout Cochon & Cie/6
38is wel bitter. Octave Mouret – eigentlijk
39'’t hoofdfiguur – zou die niet als type te
40beschouwen zijn van dergelijke personen als
41waarover ge onlangs eens schreeft/ als ge ’t U
42herinnert_ Hij is in veel opzigten veel beter
43dan de meesten/ evenwel hij zal U evenmin
44als mij voldoen en ik voel iets leegs in hem_
45Had hij anders kunnen doen_ hij misschien
46niet doch gij en ik kunnen iets anders
47en moeten anders dunkt mij_ Wij toch
48hebben onzen wortel in een ander soort
49familieleven dan dat van Mouret en bovendien
50zal er altijd iets van de Brabantsche akkers
51en hei in ons blijven hoop ik/ wat jaren
52van stadsleven te minder uit kunnen wisschen
53omdat de kunst het vernieuwt en vermeerdert_
54Hij – Oct. Mouret – is content als hij zijn balen
55nouveautés grif verkoopen kan (déballer des
56ballots de marchandises sur les trottoirs de Paris)/7 andere
57aspiraties schijnt hij niet te hebben/ behalve dan
58conquêtes van vrouwen. en toch had hij die niet werkelijk lief want Zola ziet met juistheid dunkt me
59'als hij zegt “où perçait son mépris pour la femme”.8
60Enfin, ik weet niet wat ik van hem denken moet_
61Hij komt me voor te zijn een product van den tijd/
62eigentlijk meer passief dan actief – ondanks
63zijn activiteit.
 1v:3
64Doch na het boek van Zola las ik Quatre vingt treize
65van V. Hugo9 eindelijk eens. Dat is geheel een ander
66terrein. Het is geschilderd/ ik bedoel geschreven als
67Decamps of Jules Dupré/ met expressies als
68in oude Ary Scheffers/ b.v. le larmoyeur en le
69coupeur de nappe10 – of de figuren op
70den achtergrond van de Christus consolator.11
71Ik zou U erg aanraden het eens te lezen
72indien ge ’t niet gelezen hebt want het
73sentiment waarin dit boek is geschreven
74wordt hoe langer hoe zeldzamer en
75onder het nieuwe zie ik niets
76dat edeler is_ Werkelijk.
77Het is makkelijker om te zeggen/ zooals Mesdag
78van zeker schij van Heyerdahl/ in
79’t sentiment van Murillo of Rembrandt gemaakt/
80dat hij van U niet wilde hebben/ “o dat’s de
81oude manier/ die hebben we niet noodig”/ dan
82die oude manier door iets equivalents/
83laat staan iets beters te remplaceeren_
84En overmits velen zóó redeneeren als
85Mesdag in dezen tijd/ zonder er verder
86over na te denken/ kan ’t geen kwaad
87anderen eens nadenken of we wel
88in de wereld zijn om af te breken in plaats van
89voort te bouwen. Het woord “niet meer noodig/
90wat is men er grif mee en wat is het een
91dom en leelijk woord. Andersen geeft het
92in zeker sprookje geloof ik niet een mensch doch een oud varken
93in den mond.12 Laat wie er mee kaatst den bal terug verwachten_
 1r:4
94Het deed me bijzonder veel pleizier deze week
95'(bij G&C voor ’t raam) een schij van de Bock
96te zien dat me veel/ veel beter voorkwam dan die
97waaraan hij in ’t voorjaar werkte_
98dit was eene hut in de duinen met een
99laan boomen er voor. de fonds somber
100en toonig met een mooie lichte lucht er
101achter. Er was iets zeer groots en opgewekts in_13
102Ik zei daareven/ laat wie met dezen
103bal kaatst hem terugverwachten_ ik vrees
104Theo/ het zal er van komen dat velen
105die ter wille van het nieuwe het oude opgeofferd
106hebben zich zulks erg berouwen zullen_
107Dit vooral ook op ’t gebied van kunst_
108Er was een corps schilders/ schrijvers/ artisten
109enfin/ die ondanks hun verdeeldheden eenheid
110hadden en eene kracht waren. Zij wandelden
111niet in ’t donker doch hadden dit licht dat ze terdeeg
112wisten wat ze wilden en niet twijfelden.14 Ik spreek
113van den tijd toen Corot/ Millet/ Daubigny/ Jacque/
114Breton/15 jong waren/ in Holland Israels/ Mauve/ Maris16
115&c. Het een steunde het ander/ het was iets krachtigs
116en nobels. De winkels waren toen kleiner/
117op de ateliers was misschien meer overvloed dan
118nu – daar het mooie gaauw weggehaald wordt_
119Die volgepropte ateliers/ die kleinere vitrines –
120la foi de charbonnier17 der artisten vooral/
121hun warmte/ hun vuur/ hun enthousiasme/
122wat waren het sublieme dingen. Noch gij noch ik
123hebben ’t precies bijgewoond maar door onze liefde
124voor dien tijd weten we er van wat we er van
125weten – laat ons het niet vergeten – ’t kan
126te pas komen – vooral als men voortgaat
127zoo grif te zeggen – niet meer noodig.
128adieu/ met een handdruk_

128*t. à t.
129Vincent


39 hoofdfiguur – < hoofdfiguur
59 femme”. < femme.
95 (bij < bij
top