1r:1
1Zondag middag.

2Waarde Theo,
3Zooeven ontvang ik een goeden brief van t’huis
4die mij regt veel genoegen doet, en waaruit het mij
5duidelijk blijkt dat Uw bezoek & de dingen die
6gij omtrent mij & mijn werk gezegd hebt een indruk
7heeft achtergelaten om hun gerust te stellen.
8Dit kan, geloof ik, geen andere dan wenschelijke
9gevolgen hebben en ik dank U nog in ’t bijzonder
10voor de manier waarop gij over me hebt gesproken.
10aofschoon ’t mij voorkomt ge meer goeds van een en ander gezegd hebt dan ik nu reeds
10bverdien.
11Zij schijnen t’huis zeer ingenomen met hun
12nieuwe omgeving & zijn nog vol van Uw
13bezoek.–
14Zooals trouwens ik zelf ook, want verscheiden
15dingen die ge mij gezegd hebt zijn oorzaak dat
16ik nog meer aan U denk dan vroeger/ zeker
17niet met minder genegenheid. Vooral ook
18’t geen ge me over Uw gezondheid hebt medegedeeld1
19is oorzaak dat ik dikwijls aan U denk.
20Mij gaat het wel – ik bevind mij er goed bij niets
21er meer om te laten en er maar door te marcheeren_
22Toch is ’t zooals ge begrijpt niet geheel over/ bij
23tijden/ vooral s’avonds na vermoeijenis heb ik hinder
24maar gelukkigerwijs is ’t niet meer zoo geworden dat
25ik er niet door werken kon.
26Deze week heb ik een paar vrij groote studies
27geschilderd in het bosch die ik getracht heb hooger
28op te voeren en meer te doorwerken dan de eersten_  1v:2
29Die welke geloof ik me ’t best gelukt is/ is niets anders
30dan een stuk omgespitten grond – wit/ zwart en
31bruin zand na een plasregen_2 Zoodat de klonten
32aarde hier & daar licht vatten en meer spreken.
33Toen ik voor dat brok grond een tijd had zitten teekenen
34kwam er een onweer met geduchten plasregen/ dat wel
35een uur duurde. Ik was er echter zoo fel op geworden
36dat ik maar op post bleef en zoo goed mogelijk een
37schuilplaats zocht achter een dikken boom_ Toen het
38eindelijk over was en de kraaijen weer begonnen
39uit te vliegen had ik er geen spijt van het afgewacht
40te hebben om reden van den prachtigen diepen toon
41die de boschgrond na den regen gekregen had.
42Daar ik begonnen was vòòr den storm met een lagen
43horizon op mijn knieen moest ik nu op mijn
44knieen in den modder gaan zitten,3 en ’t is
45om reden van dergelijke avonturen die in verschillenden
46vorm zeer dikwijls zich voordoen dat het mijns inziens
47niet overbodig is een gewoon arbeiderspak aan te
48hebben waar men minder aan bederven kan.
49Het resultaat van deze keer was dat ik ’t brok grond mee
50naar ’t atelier kon nemen – ofschoon Mauve mij
51bij gelegenheid we spraken over een studie van
52hem zelf/ wel teregt zegt dat het een karwei is om
53die kluiten aard te teekenen en er wijkinga in te
54krijgen.
55De andere studie uit het bosch is van groote groene
56beukestammen op een grond met dorre blaren
57en een figuurtje van een meisje in ’t wit_4
58Daar was de groote moeielijkheid het helder te houden
59en lucht te brengen tusschen de stammen die
60op verschillende distantie staan – en de plaats
61en relatieve dikte van die stammen veranderd
62door de perspectief. Te maken enfin dat men er
63in ademen en rondwandelen kan – en
64het bosch ruikt.
65Met bijzonder pleizier heb ik deze twee gemaakt_  1v:3
66Evenzeer als iets wat ik op Schevening zag.
67Een groote vlakte in de duinen s’morgens na den
68regen – het gras is betrekkelijk zeer groen en daarop de
69zwarte netten uitgespreid in enorme cirkels,
70waardoor toonen ontstaan op den grond van een diep
71roodachtig zwart/ groen/ grijs_ Op dien somberen
72grond zaten of stonden of liepen als zonderlinge
73donkere schimmen vrouwen met witte mutsen en mannen die de netten
73auitspreidden of repareerden_5
74Het was in de natuur zoo aangrijpend/
75eigenaardig/ somber en streng als het mooiste
76wat men van Millet/ Israels of de Groux zich
77denken kan. Boven het landschap een eenvoudige
78grijze lucht met lichte streep boven den horizon.
79Ik heb er ook ondanks buijen regen op een vel
80geölied torchon een studie van gemaakt_
81Vóór ik bij magte ben om dat hoog op te voeren moet
82er nog veel gebeuren – maar het zijn zulke dingen
83die mij in de natuur ’t meest aangrijpen.
84Wat is het buiten toch mooi als ’t alles nat is
85van den regen – vóór – onder – na den regen_
86Ik moest eigentlijk geen regenbui laten voorbij gaan.6
87Dezen morgen heb ik al de geschilderde studies eens
88opgehangen in ’t atelier, ik wou ik er met U eens over kon
89spreken.
90Zoo als ik trouwens gedacht had en er op gerekend
91terwijl ik aan den gang was/ heb ik nog heel wat
92moeten bij koopen en is het geld er bijna aan doorgegaan.
93Ik heb nu 14 dagen lang om zoo te zeggen van
94s’morgens vroeg tot s’avonds laat geschilderd en
95als ik zoo voortging zou het te duur uitkomen zoolang
96ik niet verkoop.
97Ik acht het mogelijk dat als gij de dingen zaagt/
98ge zeggen zoudt ik niet maar bij tijden/ als
99ik er bijzonder lust in heb/ maar geregeld, als
100absolute hoofdzaak, er mee door moest gaan
101al bragt het eenige hoogere kosten mede.
 1r:4
102Maar ofschoon ik zelf het verbazend graag doe
103en waarschijnlijk voorloopig niet zooveel zal schilderen
104als mijn ambitie en lust meebrengt, wegens de zware kosten,
105ik reken dat ik niets verlies door veel van
106mijn tijd aan ’t teekenen te geven en doe dat
107niet minder graag. Echter ik ben in twijfel –
108het schilderen is mij meegevallen – misschien
109zou het den weg zijn er alle kracht bij te zetten
110en te sjouwen met ’t penseel vooral – maar
111ik verklaar het niet te weten.
112In elk geval – het teekenen met houtskool
113is eene zaak die ik zeker weet dat ik nu meer
114dan vroeger moet bestudeeren – in elk geval
115heb ik genoeg te doen en kan voort/ ook
116dan wanneer ik mij met schilderen wat matig kan
116aik even hard werken.
117Als het is dat ik nog al talrijke studies nu geschilderd heb
118in korten tijd/ het komt dan ook omdat ik er op doorwerk
119en dat ik letterlijk den heelen dag doorwerk/ haast geen
120tijd nemende zelfs om te eten of te drinken.
121In verscheidene studies zijn kleine figuurtjes – ik heb ook aan
122een grooter gewerkt en reeds tweemaal het geheel afgekrabt/
123’t geen ge misschien overijld zoudt gevonden hebben als ge
124’t effekt gezien hadt – maar ’t is niet uit overijling –
125het is om reden ik gevoel dat ik het nog beter kan
126met wat sjouwen en zoeken – en dat betere wil
127ik absoluut bereiken/ het moge meer of minder tijd,
128meer of minder moeite kosten. Het landschap
129zoo als ik het nu heb aangegrepen vereischt ook
130bepaald figuur – het zijn studies voor fonds
131die men zoo door en door bestudeeren moet
132om reden de toon van ’t figuur daarvan afhankelijk
133is en het effekt van ’t geheel.
134'Dat wat mij meevalt in ’t schilderen is dat met dezelfde
135moeite van een teekening men iets mee naar huis
136brengt dat veel meer de impressie weergeeft en
137veel aangenamer is om te zien. En tegelijk ook juister.
138In een woord het is dankbaarder dan het teekenen_
139Alleen er wordt absoluut voor vereischt dat men
140betrekkelijk met zekerheid de juiste proportie en plaats
141der voorwerpen weet te teekenen voor men begint.
142Vergist men zich daarin/ komt er niets van teregt.
 2r:5
143Ik verheug mij op den herfst – tegen dien
144tijd moet ik bepaald zorgen weer
145verf en verschillende dingen in voorraad te
146hebben. Ik houd zoo bijzonder veel van
147die effekten met geele blaren waar de groene
148beukenstammen zoo mooi tegen doen en
149de figuren niet minder.
150Dezer dagen las ik gedeeltelijk een tamelijk melankoliek boek/
151'“brieven en dagboek” v. Gerard Bilders_7
152Die stierf op den leeftijd waarop ik zoowat begon/
153als ik dat lees ben ik niet rouwig laat begonnen
154te zijn. Zeker was hij ongelukkig en werd
155dikwijls miskend maar tevens vind ik een
156groote zwakheid in hem, iets ziekelijks in zijn
157karakter_– Het is zoo’n soort historie als
158van een plant die te vroeg opschiet en niet
159tegen den vorst kan en op een goeden nacht
160daardoor tot in den wortel geraakt wordt
161en dan verflenst. Eerst heeft hij het goed – is
162hij een meester als in de broeikas – vordert
163daar snel – maar te Amsterdam staat hij bijna
164alleen en ondanks zijn knapheid kan hij het er
165niet houden en hij komt eindelijk bij zijn
166vader t’huis terug/ geheel ontmoedigd/ ontevreden/
167lusteloos – en schildert daar nog wat en gaat eindelijk
168aan tering of een andere kwaal dood op zijn 28ste jaar.–8
169Wat mij niet bevalt in hem is dat terwijl hij schildert
170hij over vreesselijke verveling en luiheid klaagt als
171iets waaraan hij niets doen kan – en steeds blijft
172hij ronddraaijen in ’t zelfde hem te benaauwde kringetje
173van zijn vrienden en in de amusementen en levensmanier die hem
174de keel uit hangen. Enfin – hij is een sympathiek
175figuur voor mij maar ik lees liever het leven
176van vader Millet9 of van Th_ Rousseau10 of van Daubigny_11
177Als men ’t boek van Sensier over Millet leest
178krijgt men moed en van dat van Bilders wordt
179men beroerd.
 2v:6
180In een brief van Millet vind ik altijd
181wel een opsomming van moeielijkheden
182maar toch/ “j’ai tout de même fait ceci
183of cela”12 en verder steeds een in ’t gezigt hebben
184van andere dingen die hij absoluut doen wil en
184aook ten uitvoer brengt.
185En bij G. Bilders is ’t mij te dikwijls “ik heb deze
186week het land gehad en zitten knoeijen – en
187naar dit of dat concert of comedie geweest waar ik
188'nog beroerder van daan kwam.”13
189Het geen mij in Millet treft is dat eenvoudige,
190'“il faut tout de même que je fasse çeci ou ça”_
191Bilders is heel geestig en kan op potsierlijke manier
192verzuchtingen slaken over manillas pointus waar
193hij trek in heeft en die hij niet koopen kan/ over
194kleermakersrekeningen die hij geen kans ziet
195te betalen,
195ahij beschrijft zijn angst over geldzaken zòò geestig dat
195bhij zelf en die het leest er om moet lagchen.14
196Maar hoe geestig die dingen ook gezegd zijn/
197ik heb er toch het land aan en heb meer respect
198voor de privémoeielijkheden van Millet
199die zegt “il faut tout de même de la soupe
200'pour les enfants”,15 en niet spreekt over manilla’s
201pointus of amusementen.
202’tGeen ik zeggen wil is dit. In zijn levensopvatting
203is G. Bilders romantiek geweest en de illusions
204perdues niet te boven gekomen16 en ik voor mij
205reken het in zekeren zin een voorregt dat ik
206eerst begonnen ben toen romantieke illusies
207achter den rug waren. Ik moet nu schade inhalen/
208hard werken – maar het werk is juist als men
209illusions perdues achter den rug heeft eene behoefte en
210een van de weinige genoegens die overblijven_ En
211daar ontstaat een groote rust en kalmte door.
212Het spijt me nu wel dat het nu misschien wel een
213jaar duren zal voor ge hetgeen ik schilder eens alles
214bij elkaar ziet – ook al zou ik U nu en dan wat
215sturen – en wij er eens over spreken kunnen
216wat en hoe te doen. Dat het zijn nut zal hebben
217ik nu deze dingen geschilderd heb meen ik U te kunnen
218verzekeren. Misschien kan datgene lukken wat in Januarij mislukte_17
 2v:7
219Verdenk mij vooral niet van onverschilligheid
220omtrent het verdienen/ den naasten weg daartoe
221in te slaan is ’t geen ik bedoel_
222Mits het tot werkelijke en blijvende verdienste
223zij die ik voor mij slechts in ’t verschiet zien kan
224op conditie er iets waarachtig goeds in mijn werk
225komt/ niet door uitsluitend werken op verkoopbaarheid – dat
226men later bezuren moet – maar door opregte
227studie van de natuur.
228Was het dat gij aan het geschilderde zaagt dat
229het daarmee het meest vlotten zou kunnen/
230zoo zou ik natuurlijk niet weigeren meer te
231schilderen_ Alleen als het is dat het nog
232lang duren moest eer ’t verkoopbaar werd
233zou ik zelf de eerste zijn om te zeggen/
234'dan moeten we ’t intusschen met de
235meest mogelijke zuinigheid aanleggen/ en door
236teekenen vermijdt men veel kosten en gaat
237zeer zeker solide ofschoon langzaam
238vooruit. Ik zie in deze geschilderde
239dingen eene verandering en ik schrijf
240het U omdat gij beter dan ik zoudt
241kunnen zeggen in welk verband dit
242tot den mogelijken verkoop zou kunnen
243staan. Het komt mij voor de geschilderde
244studies aangenamer zijn om te zien
245dan ’t geen ik teekende in elk geval.
246Voor mij zelf hecht ik minder aan
247het meer aangename/ minder magere
248effekt en stel het doel dat ik bereiken wil
249in de uitdrukking van strenger en mannelijker
250dingen/ waar ik eerst nog veel voor sjouwen moet.
251Maar was het dat gij zeidet: werk op die
252boschgezigtjes of landschappen of marines/ dan hoeft
253dat grooter en ernstiger dingen niet te verhinderen
254en zou ik daar niet op tegen hebben.
 2r:8
259Alleen ik zou moeten weten dat
260zij de penseelen/ de verf/ het doek waard
261zijn en ’t geen geldverspillen is er veel te
262maken maar de kosten er weer uit zijn te halen_
263Was dat zóó of kon het zoo worden dan kon
264het een middel worden om mij in staat te stellen
265moeielijker dingen te ondernemen_
266In dat geval zou ik er zelfs met groote ambitie
267op werken. Ik wil beginnen ze nog wat te
268laten rijpen/ nog wat hooger op te voeren.
269Dan/ over een paar maanden b.v. stuur ik U
270er eens iets van en kunnen we zien.
271Ik geloof dat de meeste schilders
272op deze wijs zich naar hooger dingen hebben opgewerkt_
273Dingen die slecht waren van beginsel, onwaar en valsch
274van rigting, zou ik niet willen maken omdat ik de natuur
275te lief heb.
276Maar wij staan
277voor deze kwestie: om tot iets hoogers en beters te komen
278moet ik nog veel studies maken. Wat zal ’t voordeeligst
279uitkomen/ die studies te teekenen of te schilderen?
280Dan wanneer de geschilderde onverkoopbaar zijn/
281zeer zeker is het dan voordeeliger te teekenen
282met houtskool of iets anders.
255De reden waarom ik zelf zeer blij ben met het schilderen is niet het aangenamer aspect maar het
256geeft mij licht in andere kwesties van toon en vorm en stof waar ik tot nu toe voor stond en magteloos was
257en nu met dit middel eens kan aanvallen. Ik zie nu b.v. ook meer kans om weer eens met houtskool te beproeven en
258resultaat te krijgen.
283Maar gesteld het was mogelijk de kosten goed
284te maken van geschilderde studies/
285dan wilde ik U zeggen dat ik uit principe
286daarop niets zou tegen hebben nu ik zie dat het
286amij eenigzins vlot en misschien een buitenkansje zou kunnen worden_
287Uit principe heb ik alleen tegen op het
288spendeeren van verf voor dingen die men
289met iets anders ook leeren kan/ dan/ wanneer
290er van verkoop toch nog geen kwestie is.
291Noch U noch mijzelf zou ik op kosten willen jagen die noodeloos
292zijn maar ik zie duidelijk dat de geschilderde dingen een
293aangenamer aspect hebben_– Dit brengt mij in twijfel wat te doen_
294Mijn geld is nog niet geheel op – maar veel heb ik niet
295meer – wij hebben heden den twintigsten als ik ’t wel heb/
296voor huiselijke behoeften heb ik deze
297maand eer minder dan meer uitgegeven dan gewoonlijk. Ik heb
298dus nu wel in eens veel moeten geven voor schildergerij maar er
299is veel bij wat op den duur blijft. Maar alles is wel duur. Ik hoop gij
300spoedig wat zenden kunt. Ontvang een hartelijken handdruk in gedachten
301en geloof me

301*t. à t.
302Vincent

 3r:9
303Ik hoop van harte dat gij dit schrijven
304niet beschouwen zult als of ik nu reeds
305de pretentie had dat met deze eerste studies
306iets te doen is. C.M_ nam in der tijd
307zekere uitdrukkingen van mij zoo op,
308ofschoon ik geenszins in dien zin ze
309bedoeld had. Vroeger kon ik althans
310beter dan nu zeggen wat iets waard was
311en of het aan den man te brengen was
312of niet. Nu blijkt het mij dagelijks
313ik zulks niet meer weet en het
314komt er voor mij nu meer op aan
315de natuur te bestudeeren dan de prijzen
316der schilderijen.
317Maar ik zie dunkt mij dat de geschilderde studies
318een veel aangenamer aspect hebben
319dan hetzij de met zwart & wit geteekende
320'hetzij de aquarellen die gij onlangs zaagt.
321En daarom ben ik in twijfel of het
322mogelijk zou zijn het schilderen
323als absolute hoofdzaak misschien
324ondanks de meerdere kosten voordeeliger
325zou kunnen uitkomen.
 3v:10
326Ik heb liever dat gij zulks beslist dan
327ik van wege ik U in de beoordeeling
328van het finantieele succes competenter
329acht dan mij zelf en ik U volkomen
330vertrouw dat gij daarin juist ziet.
331En als ik U vroeger of later iets zend dan
332is het om te vernemen of gij mij daaromtrent
333wenken te geven hebt, niet om te zeggen/ dit
334 of dat reken ik verkoopbaar – want ik weet
335zulks niet meer te zeggen.
335aEn ik zend het ook om in
335belk geval U op de hoogte te
335chouden van wat ik uitvoer.
336Gij hebt mij gezegd mijn best eens te doen
337om te trachten een teekeningetje wat op te
338voeren in aquarel – ik geloof dat juist door
339het schilderen ik/ als ik weer aan ’t aquarelleeren
340ga/ meer in staat zal zijn dan vroeger.
341Maar als dat eens minder goed uitvalt moet
342ge U echter niet decourageeren en ik zelf ook niet,
343en U niet geneeren mij opmerkingen te maken.
344Opmerkingen die mij gemaakt worden sla
345ik niet systematisch in den wind maar er
346is meer tijd noodig iets te veranderen dan de
347verandering aan te wijzen in veel gevallen.
348Zoo heb ik nu nog dingen in praktijk gebragt
349die Mauve me in Januarij gezegd heeft.
350En b.v. dat brok grond geschilderd naar
351aanleiding van een gesprek over een studie
352van hem_


134 in < is
151 dagboek” < dagboek
188 kwam.” < kwam.
190 ça”. < ça
200 enfants”, < enfants,
234 intusschen < in tusschen
255-258 De reden [...] krijgen. < In the left margin on p. 7, l. 219-254 (Verdenk [...] tegen hebben.)
320 hetzij de aquarellen < en dan de aquarellen Alternative emendation: delete ‘hetzij’ in l. 320.
top