1r:1
Waarde Theo,
Ge moet het mij niet kwalijk nemen dat ik U weer eens schrijf – het is om U te zeggen dat ik in het schilderen zoo bijzonder pleizier heb. Verl. Zaturdag avond heb ik een ding aangepakt waar ik al dikwijls van gedroomd had.–
Het is een gezigt in de vlakke groene weilanden met hoopen hooi. Een kolenweg met een sloot er langs loopt dwars er door.
En aan den horizon midden in ’t schilderij gaat den zon vuurrood onder.1

[sketch A]
Ik kan ’t effekt onmogelijk zoo in de haast teekenen doch ziehier de compositie.
Maar ’t was geheel een kwestie van kleur & toon, de schakeering van de gamma kleuren van de lucht, eerst een lilas nevel – waarin de roode zon, half bedekt door een donkerpaarsche wolk met schitterend rood fijn randje; bij de zon reflecties van vermiljoen, maar daarboven een strook geel dat groen werd en hooger blaauwachtig, het zoogenaamde Cerulean blue, en dan hier & daar lilas & graauwe wolken die reflecties pakken van de zon.
De grond nu was een soort tapijtweefsel van groen – grijs – bruin, maar vol schakeering en wemeling – het water van ’t slootje schittert in dien toonigen grond.
Het is iets wat Emile Breton b.v. zou schilderen.
 1v:2
Dan heb ik een groot brok duingrond nog geschilderd2 – geëmpateerd – en vet geschilderd.
Van deze twee – van de kleine marine,3 van het aardappelveld4 weet ik zeker dat men er niet aan zeggen zou dat het al meea mijn eerste geschilderde studies zijn.–
Om U de waarheid te zeggen verrast het mij een beetje – ik had gedacht dat de eerste dingen naar niets zouden lijken ofschoon dat later beter zou worden naar ik dacht en ofschoon ik ’t zelf zeg, ze lijken wel degelijk naar iets en dat verwondert me een beetje. Ik geloof het daardoor komt dat ik vóór en alleer ik begon te schilderen zoolang heb geteekend & de perspectief bestudeerd om een ding dat ik zag in elkaar te kunnen zetten.
Nu, sedert ik mijn verf & schildergerij gekocht heb, heb ik dan ook gesjouwd en gewerkt dat ik doodaf ben nu op ’t moment, van 7 geschilderde studies. Er is er ook nog een bij met een figuurtje – een moeder met een kindje in den schaduw van een grooten boom, in toon tegen een duingrond waar de zomerzon op schijnt.
Haast een Italjaansch effekt.5
Ik heb letterlijk mij zelf niet kunnen houden – ik kon er niet van afblijven of er van uitrusten.
Er is zooals ge mogelijk weet eene tentoonstelling van de teekenmaatschappij.6 Er is een Mauve – een vrouwtje aan een soort weefgetouw, zeker uit Drenthe, dat ik superbe vind.7
 1v:3
Gij hebt er waarschijnlijk bij Tersteeg wel van gezien, er zijn prachtige Israels – o.a. ’t portret van Weissenbruch, met een pijp in den mond & zijn palet in de hand.8 Van Weiss. zelf mooie dingen, landschappen en een marine ook.9
Er is een zeer groote teekening van J. Maris, stadsgezigt10 – verbazend. En mooie W. Maris, Zeug met biggen11 o.a. en koeijen.12
Neuhuys,13 Duchatel,14 Mesdag.
Van den laatste behalve een mooie groote marine twee zwitschersche dingen die ik wel wat bête en zwaar op de hand vind.15 Maar de groote marine is mooi.
Israels heeft nog 4 groote teekeningen, een meisje bij ’t raam16 – kinderen bij ’t varkenshok17 – de teekening van ’t kleine schilderij van den Salon – een oud vrouwtje dat ’t vuur opstookt in de schemering, in der tijd geëtst voor de Kunstkronijk.18
Het is wel animeerend om zoo eens iets te zien want dan zie ik wat ik nog veel moet bij leeren.
Alleen dit wilde ik U zeggen – ik gevoel dat er dingen van kleur bij mij voor den dag komen bij ’t schilderen die ik vroeger niet had, dingen van breedheid en krachten. Nu zal ik U nog niet direkt wat sturen – laat het eerst eens wat rijpen, maar weet ik vol ambitie er in ben en geloof dat het voorloopig vlot. (Voor er 3 maanden om zijn echter zal ik U iets sturen om U op de hoogte te houden en een idee te geven.)
Maar dat is mij juist een reden om door te zetten – en nog datgene bij te leeren wat ik hebben moet.
 1r:4
Beschouw dus ’t geen ik van mijn eigen werk zeg niet als of ik er reeds over content was, het tegendeel is waar – doch dit geloof ik dat gewonnen is, dat ik voortaan als iets mij treft in de natuur meer middelen tot mijn dispositie heb dan vroeger om het met meer kracht uit te drukken.
En ik vind het niet onaangenaam dat nu voortaan ’t geen ik maak er wat smakelijker zal uitzien.
Ik geloof ook niet dat het me hinderen zou als mijn gezondheid bij tijden eens van streek was. Voor zoover ik kan nagaan zijn het de slechtste schilders niet die nu en dan een week of 14 dagen hebben dat ze niet werken kunnen. Dat heeft wel eens zijn oorzaak dat zij juist diegenen zijn “qui y mettent leur peau”, zoo als Millet zegt.19 Dat hindert niet en men moet mijns inziens zich niet sparen als het er op aankomt, is het dat men een tijdje uitgeput is, dat komt weer teregt en men heeft gewonnen dat men zijn studies binnen heeft net als de boer zijn koren of hooi.20
Nu denk ik voor mij voorloopig nog niet aan “rust houden”. Alleen ik heb gisteren, zondag, weinig gedaan – althans niet bepaald naar buiten geweest. Ik wil zorgen dat al kwaamt ge reeds dezen winter ge het atelier vol geschilderde studies vindt.
Van Rappard ontving ik gisteren een brief21 – hij is naar Drenthe geweest en uit twee krabbeltjes te oordeelen die hij mij stuurde heeft hij niet stil gezeten. Hij schijnt zeer hard te werken en goed ook, zoowel aan figuren als aan landschap.
Nu à dieu, ik moet er op uit, met een handdruk.

t. à t.
Vincent

Het is nu net ongeveer twee jaren geleden dat ik in de Borinage begon te teekenen.

top