1r:1
Waarde Theo,
In mijn vorigen brief zult ge een krabbeltje gevonden hebben van dat bewuste perspectiefraam. Daar net kom ik van den Smid vandaan die ijzeren punten aan de stokken heeft gemaakt en ijzeren hoeken aan het raam.
Het bestaat uit twee lange palen:

[sketch A]

Met sterke houten pennen [sketch B] gaat het raam daaraan vast, ’t zij in de hoogte ’t zij in de breedte.

[sketch C]

Dit maakt dat men op ’t strand of op ’t weiland of op een akker een kijkje heeft als door ’t venster. De loodlijnen & waterpaslijnen van ’t raam, verder de diagonalen & het kruis – of anders een verdeeling in kwadraten – geven vast & zeker eenige hoofdpunten waardoor men met vastheid een teekening kan maken die de groote lijnen & proporties aangeeft.1 Dan ten minste wanneer men gevoel heeft voor de perspectief en begrip van de reden waarom en de wijze waarop de perspectief de lijnen een schijnbare verandering van rigting & de massa’s en vlakken een verandering van grootte geeft. Zonder dat helpt het raam niets of bijna niets en duizelt men als men er door kijkt.
Mij dunkt gij zult wel voelen dat het een heerlijk ding is dit vizier te braqueerena op de zee, op de groene velden – of s’winters op de besneeuwde vlakte of in den herfst op het grillig netwerk van dunne & dikke stammen & takken, of een stormlucht.
 1v:2
Het stelt – met VEEL oefening – en met langdurige oefening – iemand in staat om bliksemsnel te teekenen – en, de teekening vaststaande, bliksemsnel te schilderen.
Eigentlijk is het absoluut voor ’t schilderen goed want lucht – grond – zee – daar moet het penseel bij komen, of liever, om die met teekenen alleen te kunnen uitdrukken is het noodig de penseelsbehandeling te kennen en te voelen.– Ik geloof ook zeker dat het op mijn teekenen nog heel wat invloed zal hebben als ik eens een tijd schilder. In Januarij heb ik dat geprobeerd reeds – toen is het echter weer gestopt – de reden van dat stoppen was ook bepaald, behalve een paar andere dingen,2 dat ik nog te weifelend was bij ’t teekenen.– Nu is een half jaar daarover heen gegaan, geheel toegewijd aan het teekenen. Welnu ’t is met frisschen moed dat ik op nieuw begin. Het raam is werkelijk een mooi stuk gereedschap geworden – ’t spijt me gij het niet eens nog gezien hebt. Het kost mij ook nog een aardig duitje – maar ik heb ’t zóó solide laten maken dat ik het niet gaauw verslijten zal. Ik begin dus Maandag met het maken van groote fusains daarmee – en met het schilderen van kleine studies – lukken die twee dingen dan zullen hoop ik spoedig betere geschilderde dingen volgen.
Ik zou dus willen dat tegen dat ge weer eens bij me komt het atelier een echt schildersatelier geworden zal zijn. Dat het in Januarij niet vlotte – ge weet het lag aan verscheiden oorzaken maar après tout, het kan beschouwd worden als eene averij in de machine – een schroef of een stang die niet sterk genoeg was en door een sterker stuk vervangen moest worden.
Iets wat ik me ook aangeschaft heb is een sterke warme broek en daar ik even voor ge kwaamt pas een paar stevige schoenen heb gekocht ben ik tegen weer & wind gewapend. Tegelijk is het mijn bepaald doel om door dit landschap schilderen een paar dingen van techniek te leeren die ik noodig gevoel te hebben voor mijn FIGUUR. Het uitdrukken van verschillende stoffen namelijk, en den toon en de kleur. In een woord, het uitdrukken van het corps – van de massa – der dingen. Door Uw komst is het dat ik er nu toe overga, maar vóór ge kwaamt is er geen dag geweest dat ik er niet op deze wijs over gedacht heb – alleen ik had nog wel langer uitsluitend bij zwart & wit en den contour me bepaald – – maar nu ben ik eenmaal in het schuitje. à dieu kerel, nogmaals een hartelijken [h]anddruk en geloof me

t. à t.
Vincent

top