1r:1
1Zondag middag

2Waarde Theo,
3Zooals ik U gisteren schreef ben ik naar Leiden
4geweest. Sien is gisteren nacht bevallen, heeft
5eene zeer moeielijke verlossing gehad maar is
6er Goddank evenwel levend af gekomen en
7een bijzonder aardig klein jongentje ook.1
8Haar moeder en kindje en ik waren zamen er
9naar toe gegaan – gij kunt denken dat wij
10in groote spanning waren/ niet wetende wat wij
11hooren zouden toen wij in het gasthuis aan de
12oppasseres naar haar vroegen_– En ontzettend
13blijde waren toen wij hoorden: van nacht
14bevallen..... maar gij moogt niet veel met haar
15spreken.. Ik zal dat “ge moogt niet veel met
16haar spreken” niet ligt vergeten want dat was “gij
17'kunt nog met haar spreken”/ en het had evengoed kunnen
18zijn “gij zult haar nooit meer spreken”. Theo ik
19was zoo gelukkig toen ik haar weer zag en zij
20lag vlak bij ’t raam dat op den tuin vol zon en groen
21uitzag/ en in een soort dommeling van uitputting
22tusschen slapen en wakker zijn in/ en toen
23keek zij op en zag ons allen. Ah kerel zij
24keek zoo en zij was zoo blij ons te zien en dat
25wij toevallig zoo juist precies 12 uren nadat
26het gebeurd was daar waren terwijl er maar 1 uur
27in de week is men hun bezoeken mag. En zij vrolijkte
28zoo op en was zoo in alle opzigten in een oogenblik
29bij haar positieven en vroeg naar alles.
 1v:2
30Maar wat ik niet genoeg bewonderen kan is het kind/
31in dit bijzonder opzigt dat/ ofschoon het met den
32forceps is gehaald/ niet in ’t minst bezeerd is
33en in zijn wiegje lag met een soort air van
34wereldwijsheid. Zij zijn toch knap die dokters_
35Maar naar de beschrijving was het een critiek
36geval_ Er stonden 5 professors bij toen het gebeurde
37en men heeft haar bedwelmd met chloroform. Voor dien
38tijd heeft zij enorm veel uitgestaan omdat het kind
39vast zat van s’avonds 9 tot half twee. En nu
40is zij nog zeer pijnlijk. Maar zij vergat alles toen
41zij ons zag en wist mij zelfs te vertellen dat wij gaauw
42weer aan het teekenen zouden zijn en ik heb er volstrekt
43niets op tegen dat haar voorspelling maar heel precies
44moge uitkomen. Er is geen inscheuring of zoo iets
45wat in zoo’n geval zoo heel ligt gebeuren kan_
46Sapperloot ik ben er zoo dankbaar voor. Alleen
47de sombere schaduw dreigt nog altijd en
48meester Albert Durer wist het wel toen hij
49de dood achter het jonge paar plaatste
50in die prachtige ets die gij kent.2 Maar wij
51willen hopen dat de sombere schaduw maar
52eene schaduw moge blijven die weer voorbijgaat.
53Nu Theo/ gij weet er alles van/ als ik Uwe hulp
54niet gehad had dan was Sien er waarschijnlijk
55niet meer. Nog iets – ik had Sien verzocht  1v:3
56den professor te vragen haar eens goed te onderzoeken
57omdat zij dikwijls iets had dat men witten vloed3
58noemt_ En hij heeft dat ook gedaan en
59haar raad gegeven omtrent ’t geen zij te doen
60had om geheel in orde te komen.
61En hij zegt dat zij meer dan eens/ vooral
62bij haar vroegere keelziekte/ bij een vroegere miskraam/ en dan dezen
63winter zeer ver weg is geweest om het hoekje
64om te gaan/ dat zij door en door
65verzwakt is door een leven van onrust
66en gejaagdheid jaren lang/ dat
67nu zij niet langer dat leven
68behoeft te leiden zij van zelf teregt kan
69komen als er niets bij komt/ door rust/
70door versterkende middelen/ door zeer
71veel in de buitenlucht te zijn en door
72geen zwaar werk te doen.
73Als zij uit haar vroegere misère is komt er dan
74een heele nieuwe periode in haar leven en
75krijgt zij haar lente/ die voorbij is en
76die maar bar was/ wel niet terug maar haar st Jansschota
77kan des te frisscher zijn. Gij weet wel hoe
78de boomen in ’t midden van den zomer als
79de grootste hitte voorbij is op nieuw frissche jonge
80scheuten maken/ een nieuwe jonge laag
81groen over het oude verweerde heen_
82Ik zit U te schrijven bij de moeder van Sien/
83bij een raam dat op een soort hofje uitziet_  1r:4
84Dat heb ik tweemaal geteekend/ eens
85in ’t groot en eens kleiner. C.M_
86heeft die twee en dat waren die, vooral
87de groote, waar Rappard schik in had_4
88Ik zou gaarne hebben gij ze eens
89zaagt als gij bij C.M. komt want ik wou
90wel weten wat gij vooral van de
91grootste denkt. Wanneer komt gij?_
92Ik verlang erg naar U. Nu broer,
93gij hebt het op Uw geweten dat ik
94van daag zoo gelukkig ben dat ik
95er van geschreid heb. Dank voor
96alles kerel/ en geloof me met
97een handdruk in gedachten

98t. à. t.
99Vincent


17 spreken”, < spreken
top