1r:1
Waarde Theo,
Een enkel woord in haast.– Hebt gij reeds ontvangen de teekeningen en mijn later schrijven. Ik bedoel de portefeuille waar de groote Sorrow in was & die boomwortels1 &c.
Ik hoor Oom Cent is te Parijs – ik hoop dat gij met hem maar niet over de bewuste zaak hebt gesproken want gij weet hoe vreesselijk zij te Prinsenhage babbelen – weinig anders te doen hebbende. Zij beschouwen dit natuurlijk als eene “demoralisatie” of iets dergelijks nog erger. Best. als ik er maar niet naar hoef te luisteren en er niet bij ben, mijnentwege kunnen ze dan babbelen.
Van Pa en Moe ontving ik gisteren een vriendelijk schrijven dat mij veel pleizier zou doen indien ik gelooven kon dat deze stemming zou blijven. Als ik hen echter over de zaak met Xtien spreek (’t welk ik over een week of 3 – als zij naar Leiden is & ik weg kan – wel degelijk doen zal doch eerder niet) als, zeg ik, zij dit een en ander weten, zullen zij dan ook vriendelijk spreken??? Het hangt echter niet van hun af en gij weet genoeg hoe ik denk over de kwestie, en dat aangezien ik niets doe ’t geen wettelijk ongepermitteerd is en ik in ’t moreele hun competentie van oordeelen betwijfel, hunne weigering mij wel leed zou doen doch ik er niet om zou kunnen stoppen of stilstaan.  1v:2
Ik ben weer bezig aan de teekeningen voor C.M. Zullen ze hem echter bevallen – misschien niet. ik kan zulke teekeningen niet anders opvatten dan als studies van perspectief – en daarom maak ik ze vooral om er mij door te oefenen.
Al neemt ZEd. ze niet zoo ben ik toch niet rouwig om de moeite die ik er mij voor geef omdat ik ze graag zelf houd en mij oefen in de kwestie waar zoo oneindig veel van afhangt. perspectief & proportie.2
Ik ben de laatste 14 dagen maar slap geweest en voelde mij niet prettig. Ik heb er niet aan toe willen geven en toch maar doorgegaan. Doch b.v. verscheiden nachten achtereen heb ik niet kunnen slapen en was koortsachtig & zenuwachtig. Maar ik dwing mij zelf toch aan den gang en in ’t touw te blijven want het is nu geen tijd om niet wel te worden. Ik moet door – Christien & haar moeder zijn verhuisd in eene kleinere woning3 omdat als Xtn uit Leiden komt zij bij mij haar intrek zal nemen, waar ik ook ben, ’t zij in beter ’t zij in erger omstandigheden.
Het is een huisje met binnenplaatsje waar ik deze week een teekening van hoop te maken. Met den dag meer zie ik dat dezen stap dien ik doe mij een interessant veld opent om te teekenen en modellen te krijgen. Hiermee moet men toch ook rekening houden als men mij beoordeelen wil. Mijn vak maakt dat ik dit aandurf, ’t welk ik, had ik eene andere betrekking, niet zou kunnen.
 1v:3
Ik verlang naar Uw schrijven en hoop gij er spoedig tijd voor vinden zult. Mij dunkt gij zoudt in dezen veel ten goede kunnen leiden in zoover, dat wetende hoe de zaak in elkaar zit (en hebt gij daaromtrent nog nadere inlichting noodig, graag wil ik ze U geven naar mijn opregtste & beste weten) in zoover, zeg ik, dat wetende hoe de vork in den steel zit gij het oordeel van hen die later ook als zij de klok zullen hebben hooren luiden toch nog niet begrijpen zullen waar de klepel hangt, wat zult kunnen matigen en wijzigen zoodat hier geen onaangenaamheden door komen.
Want gij zult dit wel begrijpen – ik wil alle onaangenaamheden, praatjes, twist vermijden zooveel mogelijk – en het is om des lieven vredes wil dat ik er nog tot geen mensch dan tot U over sprak, en ook niet spreken zal meer dan absoluut noodig is, b.v. tot Pa als we zoover zijn dat zij naar Leiden is.
Dit is niet iets dat ik zelf gezocht heb doch ’t is mij op den weg gekomen en ik heb het aangepakt en ik ben er blijde om dat het hier op handelen aan komt zonder aarzelen – niet op er over mediteeren. En heb U de zaak eerst van den donkersten kant laten zien, dan valt het U later hoop ik nog mede.
 1r:4
Maar – ik wenschte wel dat ik wist wat te doen omtrent het atelier waarover ik U schreef. Ik ben ook met eene mindere woning tevreden – doch eene geschiktere en doelmatiger weet ik niet. En vrees eene ondoelmatiger eigentlijk niet goedkooper zou wezen om reden van dat ik ’t dan bij mijn werk bezuren moet, al win ik een paar gulden s’maands uit door minder huur te betalen.
En zou dan alligt later zeggen, waarom heb ik dat atelier laten schieten en niet meer moeite gedaan om het te krijgen.
Meer dan naar Uw brief verlang ik naar Uw komst doch ik begrijp zulks misschien nog eenigen tijd zal moeten duren. Mijn hoofd staat niet erg naar schrijven, alleen het moet soms. Kunt gij mij nog wat zenden, het zou goed zijn want ik heb het niet makkelijk. Enfin, in elk geval schrijf spoedig. Omtrent het atelier vooral wist ik graag Uwe gedachte – het kan iederen dag weg zijn.– à dieu – nog eens, ontrief U niet, doch is het mogelijk zend mij nog wat.

t. à t.
Vincent

En schrijf ook of gij de teekeningen hebt ontvangen.

top