1r:1
1Waarde Theo,
1*Uw brief met ingesloten frs 100 heb ik ont-
2vangen & dank er U ten zeerste voor. Uw brief heeft mij
3meer licht gegeven dan al mijn hoofdbreken & tobben over
4die kwestie Mauve & HGT. Ik maak er U mijn compliment
5over want nu geloof ik/ ik het beter begrijp. En wat mij
6te doen staat is/ als ik wel heb/ bedaard voortwerken
7zonder er mij in te verdiepen of het mij zoo erg aan te trekken
8als ik deed. Als ik mij daarin verdiep dan heb ik ’t zelfde
9gevoel van duizeling hetwelk/ zegt gij/ iemand die de perspectief
10niet bestudeerd heeft gevoelt wanneer hij het wegschieten
11'der lijnen in de natuur wil nagaan & zich er reden van geven.
12En ik geloof dat evenals de heele perspectief verandert bij
13verandering der oogshoogte/ welke afhangt niet van de
14voorwerpen doch van den man die kijkt (of hij bukt dan wel
15ergens op gaat staan)/ zoo ook de verandering van Mauve
16& H_G.T. voor een deel slechts schijnbaar is &
17'zijn reden had in mijn eigen stemming.
18Ik zie niet klaar in die affaires doch uit Uw brief
19heb ik duidelijk meenen te zien dat er geen reden is
20er mij overbezorgd over te maken als ik maar doorwerk.
21En omdat er nu nog andere dingen te schrijven
22zijn/ genoeg daarover.
23De sympathie van Heyerdahl heeft mij zeer getroffen/
24wil hem voor mij groeten & zeggen ik zeer zeker hoop
25dat ik eens met hem in kennis zal komen & dat op
26prijs zou stellen.
27Nu heb ik twee grootere teekeningen klaar. Vooreerst
28Sorrow doch in grooter formaat, het figuur alleen zonder
29entourage. Doch de pose is eenigzins gewijzigd/ het haar
30hangt niet naar achteren op den rug doch naar voren/
31gedeeltelijk in eene vlecht_ Daardoor komt het schoudergewricht/
32den nek & rug in ’t gezigt_ En ’t figuur is met meer
33zorg geteekend.1
34De andere/Les racines/ is eenige boomwortels in
35een zandgrond_2 Nu heb ik getracht in het landschap
36’t zelfde sentiment te leggen als in ’t figuur.
37het zich als ’t ware krampachtig en hartstogtelijk vastwortelen
38in de aarde en het toch half losgerukt zijn door de
39stormen. Ik wilde zoowel in dat blanke slanke vrouwenfiguur
40als in die zwarte knorrige wortels met hun knoesten iets
41uitdrukken van den strijd des levens. Of liever omdat ik getracht
42heb trouw te zijn aan de natuur welke ik voor mij had zonder er bij te philosopheeren/ is er
43haast onwillekeurig in beide gevallen iets van dien grooten strijd
44ingekomen. Althans het kwam mij voor dat er eenig sentiment in was
45maar kan mij vergissen/ enfin ge moet maar eens zien.
 1v:2
46Vindt ge er iets in dan zijn ze voor Uwe nieuwe
47woning welligt geschikt3 & dan heb ik ze
48voor uw verjaardag4 gemaakt waarmede ik U nog gelukwensch_
49Maar omdat ze tamelijk groot zijn (1 heel vel Ingres)5 weet ik
50niet of ik ze dadelijk moet opzenden. Zeg mij dit eens_
51Misschien zou H.G.T. het brutaal of pedant vinden als ik vroeg
52ze als remisea in een kist te pakken.
53ofschoon Les racines maar een “potlood”teekening is zoo is er
54toch met het potlood in geborsteld & weer afgekrabd gelijk men
55schildert.6
56Aangaande het timmermanspotlood redeneer ik aldus. De
57oude meesters/ waar zouden die mee geteekend hebben_ Zeker
58niet met Faber B/ BB/ BBB/7 &c_ &c. maar met een
59ruw stuk graphiet. Het werktuig waarvan Michel ange &
60Durer zich bedienden had welligt veel van een timmermans-
61potlood. Doch ik ben er niet bij geweest & weet het niet/
62dit weet ik wel/ dat men met een timmermanspotlood krachten
63verkrijgen kan anders dan met die fijne fabers &c.
64Ik heb het graphiet liever in zijn natuurlijken vorm dan zoo
65bijster fijn gezaagd in de dure fabers. En het blinken
66gaat weg door ’t fixeeren met melk. Als men buiten zit
67& werkt met conté weet men door ’t schelle licht niet
68regt wat men doet & merkt dat ’t te zwart is geworden
69maar graphiet is eer grijs dan zwart en men kan
70altijd nog een paar octaven er bij krijgen door er op nieuw
71in te werken met de pen zoodat de sterkste krachten graphiet
72toch weer licht worden door ’t repoussoir van de pen.
73Houtskool is best doch als men er veel op sjouwt gaat de frischheid
74er af en om de finesse er in te houden moet men op de plaats zelf
75fixeeren. Ook voor landschap zie ik dat de teekenaars als b.v.
76Ruysdael/ V. Goyen8 en Calame/9 Roelofs10 ook b.v. onder de modernen/ er veel
77partij van trokken. Doch als iemand een goede pen uitvond
78'om buiten mee te werken/ met bijbehoorenden inktkoker
79dan kwamen er misschien meer penteekeningen in de wereld.
80Met houtskool die in olie gelegen heeft kan men fameuse dingen doen/
81dat heb ik van Weissenbruch gezien. de olie fixeert dan en het zwart
82wordt warmer & dieper.11 Maar beter is het ik zulks over een jaar dan
83nu doe denk ik bij me zelven/ van wege ik niet wil dat de mooiigheid
84door mijn materiaal doch door mij kome. Ben ik nog wat verder
85dan trek ik eens nu en dan een mooi pak aan/ ik bedoel werk
86met een dankbaar teekenmateriaal. En mits ik dan zelf maar
87wat doen kunne vlot het dan dubbel & valt mogelijk mee.
88Maar eerst, voor alle succes/ den strijd corps à corps met de dingen
89in de natuur.
 1v:3
90Nu heb ik U verleden jaar een groot aantal brieven
91geschreven over wat ik zoo al dacht omtrent de liefde.
92Nu doe ik zulks niet van wege ik het druk heb met
93het in praktijk brengen der zelfde dingen. De persoon
94voor wie ik gevoelde wat ik U schreef is niet op mijn
95weg/ is buiten mijn bereik ondanks al het smachten dat
96ik naar haar deed.12 Had ik beter gedaan met
97aan haar te denken en voorbij te zien wat op mijn
98weg kwam. In hoeverre ik consequent of
99inconsequent handel weet ik zelf niet te beslissen.
100Gesteld ik begin van daag een teekening
101b.v. van een spitter – doch die man zegt ik moet weg
102en wil of kan niet weer poseeren – te meer omdat ik
103hem begon te teekenen zonder hem permissie te vragen
104heb ik ’t regt niet ’t hem kwalijk te nemen hij mij daar
105staan laat met een ter naauwernood geschetste teekening.
106Moet ik nu echter het teekenen van een spitter opgeven.
107Ik meen neen/ vooral niet als ik morgen een ander
108tegen kom die zegt/ ik wil niet alleen heden maar
109ook morgen en overmorgen komen en ik begrijp wat
110gij noodig hebt/ ga Uw gang/ ik heb er geduld & goeden wil
111voor. Ik ben dan wel is waar niet precies bij
112mijne oorspronkelijk impressie gebleven maar had ik beter
113gedaan te redeneeren, neen ik moet bepaald die
114eerste spitter hebben als hij zegt/ ik kan en wil niet. En ben ik eenmaal begonnen aan
115No 2 dan mag ik gedecideerd niet buiten de natuur die
116voor mij staat om werken & terwijl zitten denken aan No 1_
117Zoo staat de zaak. En daaromtrent voeg ik bij mijn
118vorig schrijven nog dit. Om de zaak te doen gelukken
119zoudt gij mij wat moeten helpen doch de uitgaaf
120daarvoor zou geloof ik niet meer maar wel minder zijn
121dan ’t geen gij mij de laatste maanden hebt gezonden.
122Ik zou willen en durven ondernemen indien ik gedurende
123nog een jaar kon rekenen op frs 150 per maand.
124Wel hoop ik alsdan er nog iets bij te verdienen doch
125liep dat mis dan zou ik met veel behelpen wel is waar
126toch er doorscharrelen. En nu later – als dat jaar om is.–
127Mij dunkt er zijn geen teekenen te bespeuren in mijn werk
128waaruit blijkt dat ik er niet in slagen zal mits ik
129doormarcheere en mij moeite blijve geven. En dan ben ik niet
130iemand die langzaam of zeurig werkt. Het teekenen wordt een hartstogt
131bij me & ik ga er hoe langer hoe meer in op en where there is a will is a way_13
 1r:4
132Where is a will is a way doch dat moet
133van twee kanten gaan. The will bij mij moet zijn
134het maken der dingen/ the will bij wie
135sympathie voor mij hebben of krijgen mogten/ het
136verkoopen of koopen van die dingen.
137'The will daar zijnde meen ik the way te vinden zij.
138Maar als allen redeneerden zoo als H.G.T. “onverkoopbaar”/
139“onbehagelijk”/ dan kwam er een berg displeizier mij voor den
140neus. Enfin – wat hier ook van zij – om het onbehagelijk &
141onverkoopbaar te overwinnen zal ik mij nog meer op het werk
142inspannen.
143Gedurende 3 nachten heeft het hier erg gestormd.14 Den nacht van
144Zaturdag op Zondag is het raam van mijn atelier bezweken.
145(het huis waar ik woon is zeer wrak_) 4 groote ruiten kapot en
146het venster losgerukt. Gij kunt denken dit niet
147alles was. De wind kwam over de vlakke weilanden aanzeilen
148en mijn raam kreeg hem uit de eerste hand. De schutting
149beneden ook omver, de teekeningen van den muur gescheurd/
150’t ezel tegen den grond. Met behulp van mijn buurman
151heb ik evenwel het raam nog vastgebonden & tegen het
152gat/ zeker een □ meter15 groot/ een wollendeken gespijkerd.
153Den heelen nacht geen oog digt gedaan zoo als ge denken kunt_
154En nog veel gescharrel om ’t gemaakt te krijgen om reden van den
155Zondag. De huisheer is een arme scharrelaar/16 hij heeft het glas
156gegeven/ ik het werkloon. Maar reden te meer waarom ik er over
157denk om hier naast te gaan wonen. Er is daar een bovenhuis aldus.

[sketch A]
158’t atelier is grooter dan ’t mijne/ ’t licht zeer
159goed_ Er is een zolder geheel met planken
160beschoten zoodat men de pannen niet ziet. enorm groot/ waar men nog
161zooveel kamers kan afschietend (en ik heb de
162schotten er voor) als men maar wil. Huurprijs
163fl_ 12.50 per maand/ een sterk goedgebouwd huis
164doch het doet niet meer omdat het “maar op den
165Schenkweg” staat en daar de rijke huurders niet
166komen die de eigenaar17 wel wachtte_
167Ik zou er zeer veel zin in hebben, en de
168eigenaar zou mij er wel in willen hebben en heeft er mij ’t eerst over gesproken
169en toen ben ik gaan zien.
170En nu eindig ik met te zeggen, dat ik U verzeker ik veel aan t’huis
171denk en van meening ben dat als het een half jaar verder is en de zaak
172waarover ik U schreef ondernomen en Pa en Moe eens bij me komen/
173dit wel een verandering van stemming van weerskanten ten gevolge
174zou hebben. Doch dat ’t nu helaas nog niet ’t moment is en we eerst
175het ding op zijn pooten moeten zien te krijgen. Want Pa en Moe die ik
176in de gegevenen wel als leeken mag beschouwen zullen het heel mooi vinden
177als ’t verder af is (meer gefinesseerd zeggen de belgische kooplui volgens Mauve)
178doch van de ruwe schets die gij begrijpen zoudt als ge hier waart zouden
179zij minstens duizelig worden. à dieu – het beste U toegewenscht.

180t. à t.
181Vincent

 2r:5
182Is het dat gij spoedig komt zoo zend ik de teekeningen niet.
183Maar het is tijd dat gij langzamerhand wat van mij
184krijgt, ik doe er mijn best op en bevielen U deze twee b.v.
185dan kreegt ge er nog veel meer en van allerlei_
186Als gij die welke gij geschikt oordeelt op Uw kamer eens laat kijken aan dezen & genen
187dan is dat misschien ’t begin om ze ook aan den man
188te brengen, en het is juist als er meer bij een zijn
189en verschillende van dezelfde hand dat ze elkaar releveeren & ’t een ’t ander aanvult
190en expliceert.
191Hetgeen waar ik ’t meest aan hecht is de sympathie van
192U. Mogt ik die bepaald winnen dan zou de verkoop
193ook komen. Doch die sympathie van U moet noch
194ik noch gijzelf forceeren.
195Ik geloof ik heel wat produceeren kan/ ik bedoel grif werken
196en niet lanterfanten. En als ik nu op nieuw nadat gij de
197oude studies teruggezonden hebt zooals ik U vroeg/18 er een paar
198gezonden heb, (de laan v_ Meerdervoort & Sorrow)/19 dan is het om
199U een teeken te geven dat ik er zoo meer kan maken als
200gij wilt. Zegt gij ’t is nog niet rijp/ dan werk ik nog
201door voor ik begin te zenden want dat wat ik zond
202is niet iets toevalligs/ maar wat ik kan dat kan ik.
203Om het nu weer een eind op te voeren moet ik weer
204een tijd voortwerken. Maar dit wil ik zeggen/ is
205het dat de laatstgezondene U voorkomen iets te hebben
206dat gij kunt beginnen aan dezen & genen te laten zien
207dan kan ik beginnen te zenden naarmate ik iets heb.
208Wat U dan goed voor kwam zou in grijze passepartouts20 moeten
209en zoo zou zich langzamerhand een portefeuille er van vormen_
210Denk hier eens over.
211Ik heb nog een teekening van een mannetje bij den haard/
212“de bestedeling”/21 een oud wijf van de Geest/22 een paar
213vrouwenfiguren23 die gevoegd bij de anderen dunkt mij goed
214zouden doen. Verder kleine schetsen.
215Ik zeg het echter niet om te haasten maar het kan geen
216kwaad er eens over te denken.
 2v:6
217Gij zijt begonnen mij te helpen niet wetende wat er
218van komen zou en toen anderen niet wilden.
219Ik zou wel graag willen dat het zoo uitkwam dat
220gij heel leuke kondet zeggen tegen degenen die het
221gek vinden van U dat gij mij helpt/ dat ge er niets aan
222verloren hebt. En dat prikkelt mij nog te meer
223en mij dunkt gij moest een begin maken om eenige
224teekeningen bij U te nemen, en iedere maand komt
225er dan iets bij. Er zijn dagen dat ik er 5 maak
226doch ge moet rekenen bij teekeningen dat er 1 van de 20 lukt_
227Die 1 uit de 20 is echter nu geen toeval meer/ daar kan
228ik op rekenen_ Er zal er wel iedere week 1 onder doorloopen waarvan
229ik voel “die blijft”. ’t Is beter gij degenen “die blijven”
230bij U bewaart voorloopig dan dat ik ze voor een gulden of 10
231en dan nog als bij de gratie Gods & een groote genade
232zou geven aan den een of ander hier. Hier vallen allen op de manier van doen
233maar van allen hoor ik ook dezelfde lieux communs
234over de Engelsche teekeningen b.v. Alleen Weissenbruch
235zei toen ik hem vertelde, ik zie de dingen als teekeningen met
236de pen – dan moet ge met de pen teekenen.
237Hij/ n.l. Weiss./ heeft niet de kleine doch de groote Sorrow gezien en
238heeft er mij dingen van gezegd die me
239pleizier deden. Daarom durf ik over de groote zeggen wat
240ik zeg. Ik heb geen “leiding”/ “onderwijs” gehad
241van anderen om zoo te zeggen doch mij zelven
242geleerd en het is geen wonder dat mijn manier
243van doen bij oppervlakkige beschouwing verschilt
244van die van anderen. Maar dat is niet een reden waarom
245mijn werk onverkoopbaar zou blijven. Ik maak mij sterk
246dat de groote Sorrow/ het wijf van de Geest/ de bestedeling/ en meer
247anderen/ als gij wilt den een of anderen dag wel degelijk een liefhebber
248zullen vinden. Maar het kan wel zijn dat ik later
249er nog eens wat aan doe. Ik heb weer op de Laan v. Meerdervoort
250gewerkt ook. Ik heb voor me liggen een vrouwenfiguur in japon van
251zwart merinos24 waarvan ik zeker weet dat als gij het eenige dagen
252bij U gehad zoudt hebben gij met de manier van doen verzoend zoudt
253zijn & ’t niet verlangen het anders ware gedaan.
254'De engelsche teekeningen begreep ik den eersten dag ook niet/ evenmi[n]
255als een ander vreemdeling maar “ik heb mij de moeite gegeven
256er kennis mee te maken”25 en daar geen spijt van gehad.
257à dieu/ voor heden genoeg.–


11 reden < rede Meaning: ‘account’.
17 reden < rede
78 bijbehoorenden < bij behoorenden
137 daar zijnde < daarzijnde
254 evenmi[n] < Text lost due to damaged edge of the paper..
top