1r:1
1Waarde Theo,
1*’t Geen ik antwoordde op Uw gezegde,
2“Tersteeg is voor ons bijna als een oudere broer geweest/
3zorg dat gij vrienden met hem blijft.”/1 waarop ik zeide
4dat indien het zoo ware U aangaande/ ik voor mij gedurende
5jaren met zijn onvriendelijken & harden kant had te
6maken gehad/ dat wil ik eens wat nader uitleggen.
7In al die jaren welke liggen tusschen dat ik bij Goupil
8mijn congé zoowel kreeg als nam2 en dat ik
9eindelijk ben beginnen te teekenen (’t welk ik – dit is/ ik
10erken het/ een fout van me – direkt had moeten doen)/ in die jaren
11als ik buitenslands zonder vrienden of bijstand veel
12misere had (zoodat ik te Londen dikwijls op straat moest slapen
13en in de Borinage 3 nachten achtereen) heeft hij me toen
14ooit een stuk brood gegeven? Heeft hij me ooit
15moed ingesproken/ hij die me van ouds kende/ of een
16riem onder ’t hart gegevena als ik bijna bezweek_
17Ik meen neen.– Heeft hij me ooit geholpen met
18dit of dat – neen. behalve dat hij toen ik hem tot
19'4 maal toe er letterlijk om gesmeekt had mij
20de Bargues leende.3
21Toen ik hem mijn eerste teekeningen stuurde zond
22hij mij een verfdoos4 – maar geen cent er bij. Ik wil
23wel gelooven dat die eerste teekeningen geen geld waard waren
24maar ziet ge/ iemand als Tersteeg had kunnen redeneeren/
25ik ken hem van vroeger en ik wil hem helpen om er boven op
26te komen/ en hij had kunnen begrijpen ik het zoo hoog noodig had en toch eten moet.
27Toen ik hem uit Brussel schreef5 “zou ’t niet mogelijk zijn ik
28'een tijd te s’Hage werkte en omgang had met schilders”/ toen
29wilde hij mij met een kluitje in ’t riet sturen en schreef mij/
30o neen, dat zeker niet, gij hebt Uw regten verloren_ ik moest liever les gaan
31geven in Engelsch en fransch_ dit stond bij hem vast/ ik
32was geen artist. of copieerwerk bij Smeeton & Tilly,
33welk laatste bovendien niet precies in mijn buurt was6
34en mij te Brussel bij verschillende lithografen geweigerd werd,
35er was geen werk/ er ging niets om luidde de boodschap.–
36Toen ik dezen zomer op nieuw hem teekeningen liet zien
37zei hij: dat had ik niet gedacht – maar hielp mij niet,
38en nam zijn woorden geenszins terug.
 1v:2
39Toen ik zonder ZEd. advies te vragen toch te s’Hage
40kom/ probeert hij me een beentje te ligten/
41ik hoor hij gelachen heeft om mijn schilder worden/
42ik merk dat ik bij Mauve tot dus verre te boek
43stond als “een droogkloot”7 en Mauve was
44verwonderd dat ik een ander persoon was dan
45hij me had hooren beschrijven.
46Ik vroeg Mauve niet om geld doch Mauve
47zegt uit zichzelven/ gij hebt geld noodig/
48ik zal zorgen gij geld verdient – gij kunt
49rekenen dat Uw kwade jaren voorbij zijn en
50dat het zonnetje voor U opgaat en gij hebt daarvoor
51gewerkt en het eerlijk verdiend.
52En om te beginnen helpt Mauve mij om mij te vestigen.
53En dat alles verandert – die sympathie
54van Mauve die voor mij was als water voor
55een half verdorde plant/ droogt op.
56Omdat Tersteeg iets vergiftigs in ’t oor van Mauve
57geblazen heeft: Pas op – hij is met geld niet
58te vertrouwen – laat hem schieten – help
59hem niet meer – ik zie er als handelaar geen
60heil in – of althans iets dergelijks.
61En houdt zich heel leukb als ik zeg: Tersteeg
62ge moet Uw praatjes wat matigen; hij heeft
63niets gezegd. ik verbeeld mij dat maar/ beweert hij. Totdat op een goeden dag hij
64mij dreigt: Mauve en ik zullen er ons mee bemoeien dat
65gij geen geld van Theo meer ontvangt.... toen
66twijfelde ik niet langer maar dacht, gij verraadt me_  1v:3
67Omdat ik wist wat Mauve mij dienaangaande/ n.l. dat geld van U/ zelf gezegd
68had, dat het heel goed zou zijn dat ik dat geld nog
69een jaar houden zou ten minste.–
70Wanneer men iemand alleen laat in den winter
71en hem alsdan zijn brood nog wil ontnemen/
72is dat forceeren of niet....
73Dat is niet kiesch/ niet fijngevoelig/ dat zijn geen
74vormen/ dat is niet humaan. En wie ben
75ik – iemand die een moeielijk geduldwerk
76heeft waarbij men rust moet hebben en vrede en
77wat sympathie/ anders wordt mijn werk onmogelijk.
78Theo denk eens na over deze dingen en schrijf
79mij eens spoedig. Ik heb ofschoon het mij
80vreesselijk griefde dat Mauve me in den steek
81liet toch dezen winter gestreden zoo veel ik kon.
82Maar is het wonder dat ik er door geschokt ben
83en het mij soms is als bezweek mij het hart.
84Zulken als Tersteeg “lagchen“ daarom –
85maar gij zijt mijn broer en ik hoop dat gij daar
86niet om lagchen zult.
87Ik heb U nog meer dingen te zeggen omtrent
88mijn plannen voor de toekomst/ hoe ik mijn werk
89denk door te zetten. Gij moet echter dan eerst
90eens hier geweest zijn en dus daarover schrijf ik niet
91nu aangezien gij toch hoop ik niet heel lang meer
92wegblijft.
93Gij hebt de twee teekeningen gezien die ik U stuurde.8 Dat
94is niet iets toevalligs maar zulk en dergelijk werk kan
95ik geregeld leveren en dat wordt langzamerhand beter.
96Het is dus niet onbillijk dat ik er op aandring het zoo geschikt
97worde dat ik niet langer behoeve te vreezen dat het allernoodigste
98mij ontnomen zal worden of steeds een gevoel moet hebben als ware
99het genadebrood.–
 1r:4
100Het allernoodigste is brood/ kleeren/ huishuur/ model/
101teekenbehoeften. En zoo als ik het aanleg is dat
102niet zoo enorm veel –
102aen ik kan er teekeningen voor maken
102bmits men ze hebben wil.
103Ik verlang niet rijk te worden maar ik
104kan er natuurlijk niet tegen dat ik die aller-
105noodigste dingen niet hebben zou. Een werkman
106is zijn daggeld waard.
107Ik wenschte dat het zoo kon geschikt worden
108dat ik wekelijks het geld ontvangen kon omdat
109het zoo moeielijk is een maand vooruit te rekenen_
110Als Tersteeg die allerbarste dingen die
111hij gezegd heeft terugneemt dan wil ik aannemen
112dat hij ze in onnadenkendheid gezegd heeft en dan is het
112avergeven en vergeten.–
113Blijft hij ze volhouden dan beschouw ik hem
114niet als een vriend maar als een vijand die mij
115’t licht van mijn oogen niet gunt.
116Neem het mij niet kwalijk Theo/ dat ik er U
117mee lastig val doch ’t heeft nu den
118heelen winter geduurd en waarmee
119verdien ik al dat displeizier. Onwillekeurig
120krijgt men door al die angst en dat verdriet
121in woorden en manieren iets gejaagds en
122zenuwachtigs en als Mauve mij nadoet en
123napraat/ zeggende “zoo’n gezigt trek je”/ zoo spreek je/
124antwoord ik/ Mijn waarde/ als gij zooals ik vochtige nachten
125in de Londensche straten of koude nachten in de Borinage
126hadt doorgebragt/ hongerig/ zonder dak/ met koorts in
127’t lijf/ dan zoudt gij misschien ook nu en dan zoo’n
128leelijken trek in ’t gezigt gehouden hebben daarvan
128aen iets in de stem er bij.–
129à dieu Theo/ met een handdruk.

130t. à t.
131Vincent.

132Ik heb de stadsgezigten voor C.M. onmogelijk kunnen maken
133om al die regen & wind. Dus heb ik ook het geld er voor nog niet_
134Daarom/ 1 Mei is de huishuur weer en kon ik tegen 1 Mei
135iets ontvangen ware mij welkom_


9-10 – dit [...] me – < Dashes added by us.
19 er < hem er
28 schilders”, < schilders
top