1r:1
Waarde Theo,
verscheiden keeren reeds heb ik er mij toe gezet om U te schrijven doch ik kon er niet toe komen om den brief af te maken. En wel om reden dat ik U schrijven wilde nog verscheiden dingen waarom ik dacht dat het schilder worden van U zoo voor de hand lag.– Maar wat ik schreef beviel me niet en ik kon geen woorden vinden krachtig genoeg.
Uw bezwaren bestaan wel degelijk doch daartegenover staan veel andere dingen die er wel tegen opwegen.– Op Uw 30ste jaar kunt gij het zoo ver gebragt hebben dat de lui U als schilder respecteeren moeten & rekening houden met Uw werk.– En op Uw 30ste jaar zijt ge nog jong. Door ’t geen gij geleerd hebt bij Goupil, door Uw kennis van veel zaken hebt gij juist iets wat U in staat stelt velen die “vroeg begonnen zijn” in te halen. Want die vroege beginners hebben menigmaal een periode van jaren lang onvruchtbaar op één zelfde hoogte blijven en die periode hoeft iemand die energiek op later leeftijd begint niet door. Schilderen is even goed een vak waar men genoeg geld mee verdient om van te leven als b.v. Smid of dokter. Een artist is in elk geval lijnregt ’t tegenovergestelde van een rentenier en zooals ik zeg, wil men paralel trekken dan heeft ’t zij een smid ’t zij een dokter meer overeenkomst.– Zeer wel herinner ik mij nu ge erover schrijft dat toen gij in der tijd er mij over gesproken hebt dat ik schilder zou worden,1 ik dacht dat het zeer ontoepasselijk was en er niet van hooren wilde.
’t Geen mij heeft doen ophouden te twijfelen is dat ik een begrijpelijk boek over perspectief las, Cassagne, Guide de l’Abc du dessin2 en 8 dagen daarna een interieur teekende van een keukentje met kagchel, stoel en tafel & venster op hun plaats en op hun pooten terwijl vroeger ’t mij bepaald hekserij of toevalligheid scheen dat men diepte & juiste perspectief in een teekening had.  1v:2 Als gij maar één ding geteekend hadt zooals ’t behoort dan zou de lust onweerstaanbaar zijn om nog 1000 andere dingen te attaqueeren. Doch dat ééne schaap dat over de brug moet om het er over te krijgen.a Als een schilder U eens bij den arm pakte en zei, Kijk Theo, zóó moet ge dien akker teekenen, zóó loopen de lijnen van de voren, hierom en daarom loopen ze zóó en niet anders en moeten ze zoo in perspectief gebragt worden. En die knotwilg zoo groot zijnde, is die andere verder op daartegen zóó klein en dat verschil in grootte kunt ge zus en zoo meten en – kijk! als je dat op je papier dondert dan zijn die groote lijnen seffensb juist en hebt ge vasten grond onder de voeten waarop ge nu voortwerken kunt.
Zoo’n gesprek, mits met de praktijk der zaak er bij, zou toepasselijker zijn in de gegevenen dan veel redenaties over ’t zij abstracte ’t zij finantieele dingen. En ik zal mij dus niet in dat vaarwater verder begeven doch gij staat net op ’t randje om den een of anderen dag licht te krijgen in de praktijk – en overkomt het U dat gij iets met juistheid teekent of kortom dat gij de perspectief der dingen leert zien dan is ’t met Uw kunsthandelaarsschap gedaan en dan voelt gij net als Correggio: ik ben ook een schilder,3 en dan ziet ge meteen dat ge U in Uw element bevint en dan – dan – zijt ge jonger en levenslustiger dan ooit te voren, dan begint de tweede jeugd die beter is dan de eerste want die tweede vergaat niet meer,  1v:3 Goddank – vergaat niet als de andere. Maar de eerste jeugd – is weg voor mij en – en – begint weg te gaan voor U.–
Wat betreft opvoeding van Cor of brood voor Moe – Die twee dingen zullen niet ontbreken, ook niet als gij schilder wordt. En wat U zelven betreft. Uw eten, drinken, slapen, Uw atelier, Uw model – ..... zij zijn niet ver van U af – als het wakker mogt worden in U, die gedachte aan het schilderen, dan zoudt gij zien dat het gedaan kan worden.
Evenwel opdat gij mij niet verdenken zoudt van ’t finantieele over ’t hoofd te zien zoo zou ik wel willen zeggen – echter met alle respect voor Uwe tegenwoordige betrekking als handelaar: tenzij men een bepaald handwerk hebbe en iets maken kan met eigen handen betwijfel ik de soliditeit van het middel van bestaan.–
Zoodat ik b.v. de maatschappelijke positie van Jaap Maris solider en onafhankelijker vind dan die van H.G.T. Voor denkkracht en intelligentie heb ik veel respect, ontbreken die dan gaat men ondanks zijn handwerk ten gronde omdat men niet wederstaan kan en zijn eigen werk verdedigen – dat ziet ge aan Thijs Maris. Doch juist op menschen die denkkracht en intelligentie bezitten, en ’t spreekt van zelf ik U daar onder reken en ik wou er me zelf ook wel bij rekenen, is het toepasselijk dat zij bij uitnemendheid voor handwerk geschikt zijn.
Ik resumeer. Als gij het schilderen aanpakt dan zal het U gelukken en tegen Uw 30ste jaar zijt ge als schilder er boven op, niet minder in eenig opzigt dan nu op ’t moment. Een mediocreteit in den slechten zin van ’t woord komt er gedecideerd niet van U als gij aan ’t schilderen gaat.
Er zijn omtrent het schilderen twee redeneerwijzen, how not to do it4 en how to do it. how to do it: – met veel teekening en weinig kleur. how not to do it: met veel kleur en weinig teekening.
 1r:4
Nu zie ik kans om zeer goed rond te komen als gij deze maand het zoo schikken kunt als gij zegt, n.l. dat ge mij omstreeks de helft nog frs. 100 geeft voor tot ’t begin van Mei. Van de nu gezondene frs 100 heb ik Tersteeg nog niet kunnen betalen5 – ik heb heel wat uitgaven – en ik kon b.v. niet langer wachten met mij een pantalon aan te schaffen en de huishuur. Tegen ’t midden van April als gij weer zend dan kan ik ze hem terug geven en zal het doen als gij het bepaald wilt. Liever echter maakte ik er over een tijd een teekening voor. Zoo moet het met mij gaan, ik moet geen contanten terug geven aan handelaars. De schuld aan U is een ander geval. Wij weten niet hoe de dingen loopen zullen. Als gij kunsthandelaar blijft dan krijgt ge er met der tijd teekeningen en schilderijen voor – als gij schilder wordt dan in geld en dan met pleizier rente er bij.–
Wat betreft het geld aan Tersteeg, toen ik hier pas kwam waren hij en Mauve zoo vriendelijk en zeiden ik hoefde volstrekt me niet bezorgd te maken – doch in minder dan één maand draaiden ze om en spraken heel anders.– misschien denkende dat ik in elkaar zou zinken.
Dat griefde mij eerst – en toen later liet het mij tamelijk koel en ik dacht, ik zal er me niet verdrietig meer over maken.
Breitner ligt in ’t gasthuis, ik bezoek hem nog al eens om hem ’t zij boeken ’t zij teekengerij te brengen.6 C.M. heeft me betaald, en een nieuwe bestelling doch die moeielijk genoeg is, 6 uitvoerige bepaalde stadsgezigten.7 Evenwel ik zal ze zien te maken omdat ik voor de 6 als ik wel begrijp, zoo veel krijg als voor de 12 eersten. En dan misschien nog schetsen Amsterdam.
Blommers is bij me geweest om te spreken over kunstbeschouwing houtsneden.8 Heeft 3 uur lang ze zitten te bekijken en was boos van wege ’t bestuur Pulchri gemopperd had omtrent “van die dingen die wel eens in ’t zuid-Hollandsch Koffijhuis lagen.”9 Als dat alles is wat ze van de houtgravure weten dan zijn ze wel competent om te veroordeelen! Evenwel bestuur Pulchri had bezwaar gemaakt. Blommers wilde evenwel doorzetten en heeft me gezegd ik ze voor den volgenden Zaturdag moet klaar houden. Het is zeer curieus om sommige schilders hier te hooren redeneeren over wat zij noemen “illustrateurs”, over Gavarni b.v. of Herkomer!! Dàt NIET op de hoogte zijn van de zaak maakt bij sommigen een deel uit van wat zij hun “algemeene ontwikkeling” noemen. Geluk er mee.
Nu, met een handdruk

t. à t.
Vincent.

Ontvang mijn dank voor een heerlijk pak Papier Ingres en voor de studies.10

Op een goeden dag dat de lui zullen beginnen te zeggen dat ik wel iets teekenen maar niet schilderen kan dan kom ik misschien eens met een schij voor den dag op ’t moment dat zij het niet verwachten maar zoolang het een air heeft als zou ik het moeten doen en als mogt ik niet iets anders, dan doe ik het zeker niet.–

top