1r:1
1Waarde Theo,
2Gij zult mijn brieven ontvangen hebben/1
3ik antwoord op dien van U/ dezen middag
4ontvangen. Aan Tersteeg heb ik
5overeenkomstig Uw verzoek direkt toegezonden
6f_ 10.-/ mij door ZEd_ deze week voorgeschoten.
7Ik schreef U van de bestelling van C.M./
8het ging aldus te werk. C.M_ scheen Tersteeg
9gesproken te hebben voor hij bij me kwam/ althans
10begon dergelijke dingen te zeggen omtrent
11“brood verdienen”. Mijn antwoord viel
12mij plotseling in/ snel & ik geloof juist.–
13Ziehier wat ik zeide: brood verdienen/
14hoe bedoelt gij dat?– gagner son pain
15of mériter son pain – ne point mériter
16son pain/ c’est à dire être indigne de
17son pain/ voilà ce qui est un crime/
17atout honnête homme etant digne de sa croûte
16– mais
18pour ce qui est de ne point le gagner
19fatalement tout en le meritant, oh ça!
20c’est un malheur et Un grand malheur.–
21Si donc vous me dites là: tu es indigne
22de ton pain, j’entends que vous m’insultiez
23mais si vous me faites l’observation
24passablement juste que je ne le gagne pas
25toujours car parfois il m’en manque/ que
26soit, mais à quoi bon me la faire cette observation--
27/ cela ne m’est guère utile si l’on en
28reste là.–2 Ik heb, ging ik voort, getracht onlangs
29dit aan Tersteeg te expliceeren doch of hij is wat hard-
30hoorig aan dat oor of mijn explicatie was wat verward door
31de pijn die zijne woorden mij deden_
 1v:2
32C.M_ heeft toen maar verder over dat
33brood verdienen gezwegen_
34Het onweer dreigde nog eens want ik/ toevalligerwijs
35den naam van de Groux uitsprekende
36met betrekking tot expressie/ vroeg C.M_
37'op eens/ Doch weet ge wel dat er aan
38het private leven van de Groux wel
39een steekje los was?3
40Gij begrijpt dat C.M_ daar een teer
41punt aanraakte en zich op een glibberigen
42weg waagde. Dat kan ik toch niet
43van dien braven vader de Groux laten
44zeggen. dus repliceerde ik/ het
45is mij altijd voorgekomen dat wanneer een
46artist aan de menschen zijn werk toont
47hij het regt heeft om den
48zielstrijd van zijn eigen private leven (die
49in onmiddelijk en fataal verband staat met
50de eigenaardige moeielijkheden die het produceeren
51van een kunstwerk meebrengt) voor zich zelven
52te houden – tenzij hij zich daaromtrent uitstorte
53voor een zeer intiem vriend. Het is/ zeg ik/
54onkiesch voor een criticus de quoi critiquer
55op te visschen in ’t private leven van iemand op wiens
56werk men niets zeggen kan. De Groux is een
57meester als Millet/ als Gavarni.
58C.M. had zeker althans Gavarni niet als een
59meester beschouwd.
60(Tegen een ander dan C.M_ had ik me korter en
61bondiger kunnen uitdrukken door te zeggen: t’is
62met het werk van een artist en zijn private leven als met een
63kraamvrouw en haar kind. Gij moogt haar
64kind wel bekijken maar ge moogt haar hemd niet opligten om te kijken of er ook
64abloedvlekken op zijn/
65'dat ware onkiesch bij occasie van een kraamvisite_)
 1v:3
66Ik begon al te vreezen dat C.M_ ’t me kwalijk
67zou nemen – maar gelukkig namen de zaken
68een beteren keer. Tot afleiding kreega ik mijn
69portefeuille met kleinere studies & schetsjes. Hij zei
70eerst niets meer – tot dat wij op een teekeningetje
71kwamen dat ik eens met Breitner/ flaneerende
72s’nachts om 12 uur geschetst had – nl. het
73Paddemoes (dat jodenbuurtje bij de Nieuwe Kerk)
74gezien van de Turfmarkt. Toen had ik ’t den volgenden
75morgen weer aangepakt met de pen.4
76Jules Bakhuyzen had ook reeds naar het dingetje
77gekeken & onmiddelijk de plek herkend.
78Zoudt ge mij meer van die stadsgezigtjes kunnen
79maken/ zei C.M. Ja wel want ik amuseer
80mij daarmee als ik soms moegewerkt ben met ’t
81model – hier is de Vleersteeg5 – de Geest6
82de Vischmarkt_7 Maak er 12 zoo voor mij_
83Ja wel/ zei ik/ doch we doen dan een kleine
84affaire en spreken dus dadelijk over den prijs. Mijn
85prijs voor een teekeningetje van die groote hetzij met
86potlood hetzij met de pen/ heb ik bij me zelf gesteld te
87zijn een rijksdaalder8 – komt U dat onredelijk voor.
88Neen – maar zegt hij – als zij goed uitvallen
89vraag ik er nog 12 van Amsterdam mits ge dan mij
90maar den prijs eens laat vaststellen/ dan verdient ge er
91wat meer mee.–
92Nu/ mij dunkt dat is dus geen kwade afloop van
93een bezoek waartegen ik eenigermate had opgezien.
94Omdat ik toch met U heb afgesproken Theo/ dat ik U
95de dingen maar zou vertellen zoo op mijn eigen manier/
96zooals ’t uit mijn pen komt/ beschrijf ik U die kleine
97scènes zoo als ze zich voordoen. Te meer omdat ge
98zoodoende ofschoon afwezig toch een kijkje op mijn
99atelier hebt.
100Ik verlang wel naar Uwe komst omdat ik dan
101nog serieuser met U kan spreken over b.v. ’tgeen
102betrekking heeft op t’huis_
 1r:4
103De bestelling van C.M. is mij een lichtje!
104Ik zal die teekeningetjes trachten te soigneeren en er
105wat pit in te doen zijn_ En en tout cas zult gij
106ze zien en ik geloof kerel/ dat er meer zulke
107zaakjes te doen zijn. Liefhebbers voor teekeningetjes
108van frs 5 zijn te vinden.– Met wat
109oefening maak ik er iederen dag één en
110ziedaar/ als ze wat vlotten een korst brood en
111een gulden voor ’t model per dag_ De mooie
112tijd met lange dagen komt aan/ ik maak het
113'“soepkaartje”/ d.i_ het brood- & modelteekeningetje/
114’t zij s’morgens ’t zij s’avonds en overdag studeer ik
115serieus naar ’t model. C.M_ is èèn liefhebber die
116ik nu zelf heb gewonnen_ Wie weet of ’t U niet lukt
117er een tweede op te doen dokken en misschien Tersteeg
118als hij bekomen is van zijn reprochefurie een derde/
119en dan kan ’t marcheeren.
120Morgen ochtend ga ik een motief zoeken voor een van die
121voor C.M.
122Van avond ben ik op Pulchri geweest – Tableaux vivants
123en een soort kluchtspel van Tony Offermans.9 Het kluchtspel
124heb ik maar laten schieten omdat ik niet tegen karikaturen
125en niet tegen de al te benaauwde lucht van een vergaderzaal
126kan doch de tableaux vivants wilde ik zien/ vooral van wege
127’t eene was naar een ets die ik aan Mauve
128cadeau gegeven had/ Nicolaas Maas/ de stal van
129Bethlehem.10 (het andere was Rembrandt/ Isaac die Jakob
130zegent/11 met een superbe Rebekka die kijkt of haar list lukken zal_)
131De Nicolaas Maas was zeer goed van licht en bruin en zelfs
132kleur – doch van expressie geen dubbeltje waard mijns inziens.
133De expressie deugde gedecideerd niet. Ik heb dat eens in natura
134gezien/ niet de geboorte van het kindeke Jesus evenwel maar
135de geboorte van een kalf. En ik weet nog fameus goed hoe dat
136van expressie was. Er stond een meisje bij/ toen s’nachts in dien
137stal – in de Borinage – een bruin boerengezigtje met wit nachtmutsje
138o.a./ zij had tranen in de oogen van compassie met de arme
139koe toen het beest zijn weeën kreeg en veel moeite had. Het
140was rein/ heilig/ wonderbaar schoon als een Corregio/ als een
141Millet/ als een Israels.– Och Theo – waarom
142gooit ge den boel niet naar de
143weerga en wordt schilder_ Kerel – ge kunt het
144als ge wilt. Ik verdenk U wel eens dat gij een
145fameus paysagiste in U zelven achterbaks houdt_
145aMij dunkt gij zoudt fameus goed berkenstammen teekenen en de voren van een akker of stoppelveld trekken en sneeuw
145bschilderen & lucht &c.
146Entre nous soit dit.– Je te serre la main.

146*t. à t_
147Vincent

 2r:5
148Ziehier een lijstje van hollandsche schilderijen
149voor den Salon bestemd.12
150Israels/ een oud man13 (als hij geen visscher
151was zou het Tom Carlyle (de schrijver van de French
152revolution & Olivier Cromwell)14 zijn want hij heeft
153bepaald dien karakteristieken kop van Carlisle)/
154een oud man zit in een hutje bij een haard waarin
155een klein brokje turf nog even gloeit in de schemering.
156Want het is een donker hutje waar dat oud mannetje
157in zit, een oud hutje met een klein raampje met een wit
158gordijntje_– Zijn hond die met hem oud is geworden
159zit naast hem – die twee oudjes kijken elkaar
160aan/ zij kijken elkaar in de oogen/ die hond en
161dat mannetje. En intusschen haalt het mannetje
162zijn tabaksdoos uit zijn broekzak en hij stopt een pijpje
163zoo in de schemering. Anders niets – die
164schemering/ die stilte/ die eenzaamheid van die twee
165oudjes/ mannetje en hond, dat elkaar kennen van die
166twee/ dat nadenken van dien ouden man – waarover
167denkt hij – ik weet het niet – ik kan het niet zeggen –
168maar het moet een diepe/ een lange gedachte zijn/ iets/
169maar ik weet niet wat/ uit lang verleden dat komt opdokken/
170'misschien geeft dat die expressie op dat gelaat –
171een expressie weemoedig/ tevreden/ onderworpen/ iets dat
172doet denken aan dat fameuse vers van Longfellow dat telkens
173'eindigt/ But the thoughts of youth are long long thoughts.15
174Ik zou dat schilderij van Israels willen zien als pendant
175van la Mort & le bucheron van Millet.16 Ik weet bepaald
176geen ander schilderij dan deze Israels die het bij la
177mort et le bûcheron van Millet kan uithouden/
178dat men er te gelijk mee kan zien/ ik weet van den anderen
179kant geen ander schilderij dat het naast deze Israels
180zou uithouden dan la mort & le bucheron van Millet/ geen
181ander schilderij dat men te gelijk met deze Israels zien kan_
182Verder gevoel ik in mijn verbeelding een onweerstaanbaar
183streven om dat schij van Israels & dat andere van Millet
184tot elkaar te brengen en elkaar te doen completeeren.
185Mij dunkt wat er aan deze Israels mankeert mogt wezen
186dat la mort & le bucheron van Millet er digt bij hing/
187’t een aan ’t eene eind/ ’t andere aan ’t andere eind van
188een lange smalle zaal – met geen een ander schilderij
189in die galerij, dan die twee en zij alleen.
 2v:6
190Het is een fameuse Israels/ ik heb eigentlijk
191niets anders kunnen zien zoo greep het mij aan_
192En toch, er was een andere Israels/ een kleine
193met meen ik 5 figuren of 6/ arbeidersfamilie die
194aan tafel zit_17
195Er is een Mauve/ het groote schij van de pink die op de
196duinen wordt gesleept/ het is een meesterstuk_
197Ik heb nooit een goede preek over de resignatie
198gehoord noch me een goede kunnen verbeelden
199behalve dit schij van Mauve en het werk van Millet_
200Het is wel de resignatie maar de echte
201soort/ niet die van de dominés_ Die knollen/
202die arme gehavende knollen/ zwart/ wit/ bruin/
203zij staan daar geduldig onderworpen/ bereid/
204geresigneerd/ stil. Ze moeten strakb de zware
205schuit nog ’t laatste endje slepen/ de karwei
206is haast gedaan_– Eventjes stilstaan/ ze hijgen/ ze
207 zijn bezweet maar ze murmureeren niet/ ze
208protesteeren niet – ze klagen niet –
209over niets_– Daar zijn ze al lang over heen/
210sedert jaren overheen. Ze zijn geresigneerd nog
211wat te leven & te werken doch moeten ze morgen
212naar den vilder/ que soit/ zij zijn er toe bereid_
213Ik vind zoo’n fameus hooge/ praktische/ zwijgende
214philosophie in dit schilderij/ het schijnt te zeggen/

215savoir souffrir sans se plaindre/ ça c’est la seule
216chose pratique/ c’est là la grande science/ la
217leçon à apprendre, la solution du problème de la vie_18

218Mij dunkt dat dit schilderij van Mauve een van
219de zeldzame schilderijen zou zijn waarvoor
220Millet lang zou blijven staan en in zich zelven
221mompelen/ il a du coeur ce peintre-là.19
222Er waren nog andere schilderijen – ik moet zeggen ik heb er
223haast niet naar gekeken, ik had genoeg aan bovengenoemden_
 2v:7
224Zeg Theo/ zoudt gij die gedachte
225eens willen rumineeren of er
226geen fameus paysagiste in U
227zit. Wij moesten maar met ons
228tweeën schilder worden/ court & bon/
229we zullen er den kost wel mee
230krijgen. Voor ’t figuur moet men meer
231trekos of werkezel zijn/ meer homme de peine_
232'There’s a long long thought for you – old boy_
 2r:8
233Theo blijf wat beter dan HGT_
234HGT was beter dan nu toen ’k hem eerst
235kende/ hij was toen nog korten tijd pas in
236de grootheid & pas getrouwd.20 Nu is hij bakker
237aan/c hij zit in de knip. Hij zal hoe langer
238hoe meer geheime rouwigheid des hartend krijgen over
239veel veel dingen en zal die moeten verbergen. De zaak is Theo, mijn broer,
240zich de handen niet te laten binden door wie dan ook/
241vooral met geen vergulden ketting. ’k moet zeggen de
242ketting waar Tersteeg aan zit is heel mooi om te zien maar wie doordenkt
243benijd die positie niet_ Quoi qu’il en soit/ artist is
244gezonder – de pecuniaire zorg is erg vooral/ ik zeg nog eens/ gij
245en gij als landschapschilder zoudt die nog eerder te boven zijn als ik ofschoon
246ook ik er eenmaal boven op kom. Maar gij/ als ge seffense van wal steekt/
247haalt me nog in want het figuur is gecompliceerd/ gaat langzamer.–
248Gij zult begrijpen ik spreek in vollen ernst.–


37 eens, < eens.
65 kraamvisite.) < kraamvisite
113 brood- < brood
170 gelaat – < gelaat
173 the thoughts < the thougts
232 There’s < There s’
top