1r:1
1Amsterdam 3 April 1878

2Over hetgeen wij bespraken1 heb ik nog gedacht, en onwillekeurig dacht ik aan het
3woord “nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier”.2 Dat wil niet
4zeggen dat men moet stilstaan en niet mag trachten zich te ontwikkelen, integendeel
5'is er een drangreden om dat wel te doen en te vinden.
6Maar om aan dat woord trouw te blijven mag men niet achteruitgaan en
7als men is begonnen om de dingen met een vrijen en vertrouwenden blik
8aan te zien dan mag men daar niet van terugkomen of afwijken.
9Zij die zeiden “nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier”/
10dat waren honnêtes hommes,3 hetgeen blijkbaar is uit de grondwet die zij
11opstelden/4 die wel ten allen tijde zal blijven en waarvan wel is gezegd
12geworden dat zij was geschreven avec le rayon d’en haut et d’un doigt de feu.5
13Het is goed te zijn “honnête homme” en te trachten dat inderdaad meer
14te worden en bijna en ook geheellijk/6 en als men gelooft dat daartoe hoort te
15zijn “homme intérieur et spirituel”7 dan doet men wel.─
16Als men het maar zeker en vast wist dat men daaronder hoorde zou men
17altijd gerust en bedaard zijn gang gaan/ niet twijfelende aan de goede
18uitkomst in het einde.─ Er was eens een man die op zekeren dag in eene kerk ging
19en vroeg/ kan het zijn dat mijn ijver mij heeft bedrogen/ dat ik een verkeerden weg
20heb ingeslagen en het niet goed heb aangelegd, och/ of ik uit deze onzekerheid
21ware en de vaste overtuiging kon hebben dat ik eindelijk zal overwinnen
22en slagen. En toen antwoordde hem eene stem/8 En als gij dat nu zeker
23wist wat zoudt gij dan doen ─ doe nu alsof gij het zeker wist en
24gij zult niet beschaamd worden.─9 Toen ging de man voort op zijn weg/
25niet ongeloovig maar geloovig10 en terug naar zijn werk/ niet langer twijfelende
26of wankelende.11
27Wat nu aangaat homme intérieur et spirituel te zijn, zou men dat niet
28in zich kunnen ontwikkelen door de kennis van de geschiedenis in het algemeen
29en van bepaalde personen van alle tijden in het bijzonder/ van de Bijbelsche
30geschiedenis af tot die van de omwenteling12 toe en van de Odyssée13 tot de boeken
31van Dickens en Michelet toe_ En zou men niet iets kunnen leeren uit het werk
32van zulken als Rembrandt of uit de Mauvaises herbes van Breton14 of Les heures de la
33journée van Millet15 of le bénédicité van de Groux16 of Brion17 of le conscrit van de Groux18
34(of van Conscience19 anders) of zijn apothécaire20 of Les grands chênes van Dupré21 of de molens en
35zandvlakten van Michel22 zelfs.
 1v:2
36Het is door steeds in die gedachten en dingen te volharden dat men ten laatste met
37een goeden zuurdeessem doortrokken wordt/ dien van droevig maar altijd blijde/23
38en dat blijkbaar zal worden als de tijd van de vruchten gekomen is in ons leven/
39aan vruchten van goede werken.─24
40Le rayon d’en haut schijnt niet altijd op ons en is wel eens achter de wolken en
41zonder dat licht kan een mensch niet leven en is niets waard en kan niets goeds doen en wie zou beweeren
42dat men zonder geloof in dat hooger licht kan leven en zich niet zou
43bekommeren om dat te krijgen zou bedrogen uitkomen.
44Wij hebben er nogal veel over gesproken wat voor ons pligt is en hoe wij tot
45iets goeds zouden komen, en wij kwamen teregt tot het besluit dat vooreerst
46het ons doel moet zijn om eene bepaalde betrekking te vinden en een vak
47waaraan wij ons geheel kunnen toewijden.
48En ik geloof dat wij het ook eens waren op dit punt/ n.l. dat men letten moet
49vooral op het einde en dat eene overwinning die men zou behalen
50na een geheel leven van werken en inspanning beter is dan eene
51die reeds spoediger wordt behaald.
52Wie opregt leeft en ware moeite en teleurstelling ondervindt en daardoor
53toch niet wordt verslagen is meer waard dan een wien alles voor den
54wind zou gaan en die niets zou kennen dan betrekkelijken voorspoed.
55Want wie zijn het in wie men het duidelijkst iets hoogers opmerkt ─ het zijn
56zulken op wie het woord van toepassing is “laboureurs votre vie est triste, laboureurs
57vous souffrez dans la vie, laboureurs vous êtes bienheureux”/25 het zijn zulken
58die de teekenen dragen van “toute une vie de lutte et de travail soutenu sans
59fléchir jamais”.─26 Het is goed te trachten om zoo te worden.
60Dus gaan wij vooruit op onzen weg “undefessi favente Deo”.─27
61Wat mij aangaat/ ik moet een goed prediker worden, die wat te zeggen heeft
62dat goed is en nuttig kan zijn in de wereld, en het is misschien wel goed
63dat ik een betrekkelijk langen tijd van voorbereiding heb en sterk bevestigd
64word in eene vaste overtuiging voor ik er toe word geroepen om daarover
65tot anderen te spreken.
65a Het is regt data voor men dat werk begint een schat vergadere
65bvan dingen waar anderen iets aan hebben kunnen.
66Laat ons maar stillekens voortgaan, alle dingen onderzoekende en het
67goede behoudende28 en trachtende altijd meer te weten te komen wat
68nuttig is en meer ondervinding opdoende.
69Wee-moed is wel een goed ding om te hebben als men het maar in twee
70'woorden schrijft/ wee is in ieder mensch/ daar heeft een ieder reden genoeg
71voor maar moed moet men er bij hebben hoe meer hoe beter en
72het is goed iemand te zijn die nooit wanhoopt.29
 1v:3
73Als wij maar trachten om opregt te leven, dan zal het ons goed gaan ook al zullen wij
74dan ook onvermijdelijk opregt verdriet en ware teleurstellingen ondervinden en ook waarschijnlijk
75ware fouten begaan en verkeerde dingen doen, maar het is zeker waar dat het beter is
76te zijn vurig van geest30 al begaat men dan ook meer fouten/ dan bekrompen en al te voorzigtig_
77Het is goed om zooveel lief te hebben als men kan want daarin is de ware sterkte en wie
78veel liefheeft die doet veel en die vermag veel/ en wat met liefde gedaan wordt dat wordt
79goed gedaan_ als men getroffen wordt door t’een of ander boek/ b.v. om maar
80'iets te noemen “L’hirondelle, l’alouette, le rossignol”,31 Les aspirations de l’automne, “Je vois d’ici une dame”/32
81“j’aimais cette petite ville singulière” van Michelet/33 dan is het omdat het uit het hart is geschreven
82in eenvoudigheid en met armoede van geest_34
83Als men maar weinige woorden zou zeggen, maar die eene beteekenis
84hadden, zou men beter doen dan met er veel te zeggen die maar ijdele
85klanken waren en even gemakkelijk zouden zijn uit te spreken als zij weinig nut
86zouden doen.
86aDe liefde is het beste en edelste in het menschen hart, vooral wanneer zij in het leven
86bis beproefd als het goud in het vuur,35 gelukkig is hij en vast in zichzelven die veel heeft
86cliefgehad en/ al heeft hij ook gewankeld en getwijfeld/ dat goddelijk vuur heeft bewaard en is teruggekeerd
86dtot hetgeen was in den beginne36 en niet sterven zal
86ein eeuwigheid.─37
87Als men maar trouw blijft liefhebben wat waarlijk liefde waardig is38
88en zijne liefde niet verkwist over waarlijk onbeteekenende en nietige en flaauwhartige
89dingen dan zal men gaandeweg steeds meer licht krijgen en sterker worden.
90Hoe eerder men in een bepaalden werkkring en een
91'bepaald vak zoekt bekwaam te worden en eene betrekkelijk zelfstandige denk- en handelwijze aanneemt
92en hoe meer men zich houdt aan vaste regels/ hoe vaster karakter men zal verkrijgen
93en daarom hoeft men toch niet bekrompen te worden_
94Het is wijs om dat te doen daar het leven maar kort is en de tijd spoedig voorbij gaat_
95als men in één ding bekwaam is en ééne zaak goed begrijpt dan
96heeft men inzigt en kennis van vele anderen tegelijk, op den koop toe_
97Het is soms goed om veel in de wereld te gaan en onder menschen te verkeeren
97aen men is er bij tijden wel toe verpligt en
97bgeroepen/39
98aof het kan ééne manier zijn “de se jeter dans le travail sans arrière pensée et de toutes ses forces”40
98maar wie eigentlijk liever maar stillekens alleen aan zijn werk zou
99zijn en maar zeer weinig vrienden zou willen hebben die gaat het veiligst
100onder de menschen en in de wereld rond. Men moet het nooit vertrouwen als
101men zonder moeielijkheden of de een of andere zorg of hindernis is
102maar het zich niet al te gemakkelijk maken. En ook in de beschaafdste
103kringen en beste omgeving en omstandigheden moet men iets van den oorspronkelijken
104aard van een Robinson Crusoe41 of van een natuurmensch42 behouden/
105want anders heeft men geen wortel in zich zelven/43 en het vuur in zijne ziel
106nooit laten uitgaan maar het onderhouden, er komt altijd eene gelegenheid
107waarin dat te pas komt. En wie voor zich zelven de armoede blijft behouden en die liefheeft
108bezit een grooten schat en zal de stem van zijn geweten steeds duidelijk hooren spreken_
109wie die stem in zijn binnenste die de beste gave Gods is44 hoort en volgt/ vindt daarin ten laatste een vriend
110en is nimmer alleen.
 1r:4
111Gelukkig is hij die geloof heeft in God want hij zal/ al zij het niet zonder
112moeite en verdriet/ door alle moeielijkheden van het leven ten laatste heenkomen_
113Men kan niet beter doen dan onder alles in alle omstandigheden aan
114alle plaatsen en ten allen tijde de gedachte aan God te behouden en meer aangaande
115Hem te trachten te weten te komen/ dat kan men zoowel uit den Bijbel als
116ook uit alle andere dingen.─ Het is goed om te blijven gelooven dat alles wonderbaar
117is meer dan men zich begrijpen kan want dat is de waarheid/ het is goed om gevoelig en nederig en
118teeder te blijven van hart,45 ook al moet men dat gevoelen soms verbergen want dat is dikwijls
119noodig, het is goed zeer geleerd te zijn in de dingen die verborgen zijn voor de
120wijzen en verstandigen der wereld maar die als van nature geopenbaard zijn aan de armen
121en eenvoudigen/ aan de vrouwen en de kinderkens.46 Want wat kan men leeren dat beter
122is dan hetgeen God van nature in iedere menschenziel heeft gegeven/ wat in den grond
123van iedere ziel leeft en liefheeft/ hoopt en gelooft47 tenzij men het moedwillig vernietige_
124Daar is de behoefte aan niets minder dan het oneindige en wonderbare, en een mensch doet
125wel als hij met niets dat geringer is tevreden is en zich niet t’huis blijft gevoelen
126zoolang hij dat niet heeft verkregen.─
127Dat is de bekentenis die alle groote mannen in hunne werken hebben uitgedrukt/
128allen die wat verder hebben gedacht en wat meer hebben gezocht en gewerkt
129en meer hebben liefgehad dan anderen, die zijn afgestoken naar de diepte
130van de levenszee. Afsteken naar de diepte dat moeten ook wij doen indien
131'wij willen vangen en als het somtijds gebeurt dat wij den geheelen nacht te arbeiden hebben
132en niets vangen dan is het goed om het toch nog niet op te geven maar in den morgenstond
133nogmaals het net uit te werpen.48
134Laat ons dus maar stillekens voortgaan/ ieder op zijn weg/ steeds op het licht afgaande
135“sursum corda”49 en als zulken die weten dat wij zijn wat anderen zijn en dat anderen zijn
136wat wij zijn/ en dat het goed is om liefde te hebben onder elkander50 en wel van de beste
137soort/ die alle dingen gelooft en alle dingen hoopt en alle dingen verdraagt en nimmermeer
138vergaat.51
139En ons niet al te bekommerd makende als wij gebreken hebben want die
140er geen heeft die heeft toch een gebrek namelijk dat hij er geen heeft, en wie volmaakt
141wijs zou meenen te zijn die zou wel doen met maar weer eens van voren af aan
142dwaas te worden_52
144Nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier, namelijk “honnêtes hommes
145maar die in het vuur van het leven moeten worden beproefd53 om innerlijk versterkt
146en bevestigd te worden in hetgeen zij door Gods genade van nature zijn.
147Zoo ga het met ons, jongen, en heb Gij het goed op Uwen weg en God zij met U in
148alle dingen en doe het U wel gelukken/ dat is wat U toewenscht met een hartelijken
149handdruk bij Uw vertrek_54

150Uw zoo liefh. broer
151Vincent

152’t Is maar een heel klein lichtje/ dat in het kamertje van de zondagschool in de Barndesteeg/55
153laat mij het brandende houden;56 trouwens als ik het niet doe/ geloof
154ik niet dat Adler een man is die het zou laten uitgaan.─


5 drangreden < drangrede
70 reden < rede
80 rossignol”, < rossignol,
91 denk- < denk
131 te arbeiden < arbeiden
top