1r:1
1Amsterdam Zondag 15 Julij 1877

2Waarde Theo,
3Het is mij behoefte om U weder eens te schrijven, Gij laat ook wel weer eens een woordje van
4U hooren als Gij tijd hebt.─
5Dezen morgen ben ik naar de vroegpreek geweest1 en daar was de tekst Eph. 5:14/
6Ontwaakt gij die slaapt! en staat op uit de dooden, en Christus zal
7over U lichten. Toen ik weg ging van hier regende het en ook toen de kerk uitging/
8gedurende de preek echter had de zon helder door de ramen geschenen.
9Pa had heden te Etten vroegkerk en daarna moest Pa naar Zundert.
10Daarna hoorde ik die beste Oom Stricker in de Oude Zijds kapel2 over
11de woorden “Wacht u voor den zuurdeessem der Pharizeërs en der Saduceërs”/3
12n.l. waarschuwing tegen het al te veel hechten aan uitwendige vormen
13en plegtigheden zonder opregt gemeend godsdienstig gevoel des harten en
14daar tegenover het leven zonder geloof in de dingen die hooger zijn
15dan die van dit leven.─ Er waren maar zeer weinig menschen in de kerk
16behalve de weesjongens en weesmeisjes met hunne rood en zwarte
17kleederen,4 die vulden echter een groot gedeelte van het oude kerkje_
18Als Gij eens weder hier komt hoop ik u daar eens te brengen/ die Oude Zijds
19kapel staat in eene zeer nauwe straat/ de Zeedijk/ vlak bij het gedeelte van
20den Buitenkant dat “de oude teertuinen”5 heet en vlak bij de Warmoesstraat_
21Het is daar een zeer aardig gedeelte van de stad en doet aan het hartje
22van Londen b.v. aan Booksellers Row6 of zoo denken.─ Moge het in
23vervolg van tijd ook mij gegeven worden nog eens te spreken zooals ik het
24van zoo veelen hoorde en elken zondag op nieuw hoor.─ Ik doe
25mijn best maar om er mij met alle kracht in te werken_
26Verl. week was ik een avond bij de oude Ds Meyes en ontmoette daar diens zoon Ds Jeremie
27Meyes met zijne vrouw/ eene dochter van Professor Tilanus/ en twee zijner
28zoonen ─ de een op het gymnasium hier en de andere opgeleid wordende
29voor ingenieur_7 De laatste heeft geholpen om die kappen hier op de
30werf (waaronder de schepen worden gebouwd, waar wij dien middag toen
31Gij hier waart met Oom heen gingen) te bouwen en ook de nieuwe Kattenburger
32brug.8 Het was er een aardigen avond en wij spraken over allerlei in het
33buitenland. Hij is een zeer begaafd man en heeft een schoon talent en
34een groot geloof, hoorde hem in de Westerkerk.9 Zag hem van den preek-
35stoel afkomen en de Kerk doorgaan na de preek en die hooge edele
36gestalte en dat vermoeide en bleeke gelaat en dat edele hoofd, het haar
37reeds met grijs doormengd, maakte veel indruk op mij. Zóó, van
38dat werk vermoeid te zijn, dat is een zegen.─
39Vandaag zult Gij misschien wel naar Scheveningen gaan, heb een
40goeden Zondag/ wat zou ik graag eens op Uw kamertje zijn. Hoorde
41van t’huis dat Gij waarschijnlijk binnenkort weer eens naar Mauve
42naar zijn huis in de duinen gaat,10 en er een nacht zult logeeren,
43in gedachten zie ik U daar zitten en wat Gij lieden zoo al zult
44bespreken weet ik ook wel. Mendes had mij verl. week gesproken over
45een zeer interessant gedeelte van de stad/ namelijk de buitenwijk die
46'zich uitstrekt van de Leidsche poort (dus digt bij het Vondelspark) tot
47het Station van de Hollandsche spoor.11 Ben daar gisteren heen geweest/
48een gedeelte kende ik reeds, en kent gij geloof ik ook/ n.l. dat bij het  1v:2
49Station. Er zijn zeer veel molens/ houtzagerijen, arbeiderswoningen met
50tuintjes/ ook oude huizen, van allerlei, en zeer bevolkt en de
51wijk is doorsneden door allerlei kleine grachten en vaarten vol schuiten
52en allerlei schilderachtige bruggen, enz. Het moet wel eene
53heerlijke zaak zijn om dominé in zoo’n wijk te zijn.
54Die studie is lastig kerel, maar volharden moet ik en daartoe
55helpe Hij mij van Wien geschreven staat: Indien iemand van U
56wijsheid van noode heeft/ dat hij die van God begeere die mildelijk
57geeft en niet verwijt.12
58Moe schreef in Haar laatsten brief iets over “Anna’s huis”/ dat is een
59nieuwe uitdrukking die niet kwaad klinkt, zij zal misschien
60dezer dagen wel zeer gelukkig zijn, moge zij eene goede
61en onberouwelijke keuze hebben gedaan.13 Het beste wat wij
62doen kunnen is geloof ik er maar voorloopig heel blijde om
63te zijn.─
64Mocht Gij dezer dagen bij Mauve en Jet komen groet hen dan
65hartelijk voor mij en breng er aangename uren door,
66en zeg de duinen en de zee maar eens voor mij goeden
67dag. En zeg Mauve de photographie naar zijne teekening/
68de ploeg op den akker/14 op mijn kamertje hangt en mij
69telkens weer aan hem herinnert.
70Leest gij iets moois? Ik zou zoo graag aan het lezen
71willen gaan van heel veel boeken maar mag niet/
72als Gij John Halifax15 eens kunt krijgen lees het dan nog
73maar eens, al is het wij het met weemoed lezen, toch, laat
74ons niet zeggen “dat is niet voor mij” want het is goed te blijven
75gelooven in alles wat goed en edel is.─ Onlangs is, naar
76ik hoorde, de man overleden wiens leven en
77karakter tot het schrijven van dat boek aanleiding gaf,
78hij heette Harper en was het hoofd van een uitgebreiden boekhandel
79te Londen.16 Eens ontmoette ik te Londen op straat de schilder Millais
80juist nadat ik zoo gelukkig was geweest verscheiden van zijne
81schilderijen te zien, en die edele figuur deed mij aan John Halifax
82denken.─17 Millais schilderde eens De verloren penning, eene jonge
83vrouw die des morgens vroeg in de schemering naar den penning die
84zij verloren heeft zoekt (er is eene gravure van/ the lost mite)18 en niet
85het minst mooi is in zijn werk een herfstlandschap/ Chill October.─19
86à Dieu, kerel, ontvang in gedachten een hartelijken handdruk en
87geloof mij/ na groete ook aan Uwe huisgenooten, in haast want ik moet
88naar de kerk

88*Uw zoo liefh. broer
89Vincent


46 Vondelspark) < Vondelspark
top