1r:1
1Amsterdam 9 Julij 1877

2Waarde Theo,
3Wat zegt gij wel van Anna, mij heeft het verrast, en het schijnt ernst
4te zijn ook en zal, zou men zoo zeggen, zeker wel doorgaan.─1
5Het kan goed zijn. De moeielijkheden verbonden aan het
6bekleeden van eene ondergeschikte betrekking, vooral wanneer
7men gedurende langeren tijd daarin volhardt, zooals zij dat toch
8gedurende jaren in alle eer en deugd heeft gedaan, zijn
9zeer groot en worden soms een zwaren strijd/ en het
10schijnbaar gemakkelijke uiterst moeielijk.─
11Het heeft veel poezie toch en zulke jaren zijn een schat die niet ligt ontvalt, en wanneer men, voor het eerst vooral,
12zich zelven verloochent en vernedert/ heeft men een heer-
13lijk gevoel van vrede van binnen, maar ik zou het mij
14zeer goed kunnen begrijpen als het zoo was dat de
15toekomst ook voor haar soms duister werd ─ het kan
16verstandig van haar zijn dat zij, wat Haar aangaat reeds tot dezen
17stap besloten is.─ En ook houd ik het er voor Zij opregte
18liefde voor hem gevoelt, dat geloof en vertrouw ik zeker en
19vast, anders zou het zoo ver niet zijn gekomen.─ En
20daarom hoop ik van harte Zij niet zal worden teleurgesteld
21maar dat dit onder Gods leiding den weg tot haar
22blijvend geluk zal zijn. De Heer geve Haar dat zij ruste
23vinde, die beste zuster, en zegene Haar, en geve haar
23agoede dingen in Haar leven.─
24Ook U wensch ik met deze zaak geluk/ gelijk ik het ook
25Anna en Pa en Moe deed.─
26Hoe gaat het U kerel, reeds vroeger had ik U willen
27schrijven en Uw laatsten brief beantwoorden, ik heb veel
28te doen en ’t is geen gemakkelijk werk_
 1v:2
29Dan ga ik veel naar de kerk, er zijn mooie oude kerken hier
30en uitmuntende predikers, Oom Stricker hoor ik dikwijls
31en wat Hij zegt is zeer goed en Hij spreekt met veel warmte
32en gevoel.─ Ds Laurillard hoorde ik driemaal, die
33zou U ook bevallen, want Hij schildert als het ware,
34en zijn werk is te gelijk hooge en edele kunst, Hij heeft
35het gevoel van een kunstenaar in den waren zin van
36het woord, zoo als een Anderssen dat had als hij b.v.
37zegt:

37*Elke avond kwam de maan, en fluistrend sprak ze mij
38Van wat ze in den stillen stillen nacht
39Gezien heeft van heur hooge hemelwacht;
40Zij wie eeuwen heugt ─ zij wandelde daarheen
41Hoog boven ’t schuim des zondvloeds, en bescheen
42De vlottende ark met zachten zilvergloed,
43Gelijk zij nu mijn eenzaam venster doet
44En ook, toen Israel met vochtig oog
45Bij Babylon’s rivieren nederboog
46Bestraalde zij met droeve tinteling
47De ontsnaarde harp, die aan de wilgen hing.─2

48De maan schijnt ook nu nog en de zon en de Avondster, dat is
49gelukkig, en die spreken nog dikwijls van de Liefde Gods
50en doen denken aan het woord/ Ziet Ik ben met U alle
51dagen tot aan de voleinding der wereld.─3
52Ben bezig een uittreksel te maken van de geschiedenis van
53de kerkhervorming,4 er is veel opwekkends en aantrekkelijks
54in de geschiedenis van die dagen.─
55De zaal in het Trippenhuis waar de Staalmeesters van
56Rembrandt hangen is weer open, gisteren, uit de kerk komende
57liep ik er even heen, vlak naast de Rembrandt hangt dat
58bewuste portret door van der Helst.─5
59à Dieu Theo, een hartelijken handdruk in gedachten, heb
60het zoo goed mogelijk en geloof dikwijls aan U denkt

61Uw zoo liefh. broer
62Vincent

63Hierbij nog eene kleine bijdrage voor Uw plakboek/6
64gaat dat vooruit? Groet Uwe huisgenooten en als den
65een of ander soms naar mij mocht vragen.─


top