1r:1
1Isleworth 7 Oct. 1876.

2Beste Theo,
3Het is weer Zaturdag en ik schrijf maar weer
4eens een woordje_ Zoo verlangend ben ik om
5U weer eens te zien, o ik kan er soms zoo naar
6verlangen. Schrijf toch eens spoedig een woordje
7hoe het er mee gaat.─
8Verleden Woensdag middag deden wij eene mooie
9wandeling naar een dorp een uur hier van
10daan, de weg daarheen gaat door de weilanden en
11velden langs de heggen van meidoorn vol bramen
12en clematis en hier en daar een hoogen iepenboom_
13Het was zoo mooi toen de zon onderging achter
14de grijze wolken en toen de schaduws lang waren
15en toevallig kwamen wij de school van Mr Stokes
16tegen1 waar nog verscheidene van de jongens zijn
17die ik ken.
18De wolken bleven hun rooden gloed houden nog
19lang nadat de zon reeds was ondergegaan en
20toen het reeds schemerde op de velden en wij in
21de verte de lantaarns zagen aansteken in het dorp.
22Dezen morgen ging de zon ook weer mooi op. Ik
23zie dat iederen morgen als ik de jongens wakker
24maak.
25Gisteren avond deed ik dat boek van Souvestre
26weer eens open (Le philosophe sous les toits)2 en ik
27vond daar zulk eene vriendelijke beschrijving
28van Parijs in, eene zachtmoedige beschrijving; ik
29schreef die voor Pa en Moe over/ gij zult die misschien
30ook wel mooi vinden:

3190 Mai_ Les belles soirées sont revenues; les arbres com-
32mencent à deplisser leurs bourgeons. les hyacinthes,
33les jonquilles, les violettes et les lilas parfument les
34éventaires des bouquetières; le foule a repris ses prome-
35nades sur les quais, sur les boulevards. Après dîner,
36je suis aussi descendu de ma mansarde pour respirer
37l’air du soir.─
 1v:2
41C’est l’heure où Paris se montre dans toute sa beauté.
42Pendant la journée, le plâtre des façades fatigue
43l’oeil par sa blancheur monotone, les chariots pe-
44samment chargés font trembler les pavés sous leurs
45roues colossales, la foule empressée se croise et se heurte/
46uniquement occupée de ne point manquer l’instant
47des affaires; l’aspect de la ville a quelque chose d’âpre/
48d’inquiet et de haletant; mais dès que les étoiles se
49lèvent, tout change; les blanches maisons s’eteignent
50dans une ombre vaporeuse; on n’entend plus que le
51'roulement des voitures qui courent à quelque fête;
52on ne voit que passants flaneurs ou joyeux; le tra-
53'vail fait place aux loisirs. Maintenant chacun respire
54de cette course ardente à travers les occupations du
55jour; ce qui reste de force est donné au plaisir! Voici
56les bals qui éclairent leurs peristyles, les spectacles qui
57s’ouvrent, les boutiques de friandises qui se dressent le
58long des promenades, les crieurs de journaux qui font
59briller leur lanterne. Paris a décidément déposé sa
60plume/ le mètre et le tablier, après la journeé livrée
61au travail, il veut la soirée pour jouir; comme les maîtres
62de Thèbes, il a remis au lendemain les affaires sérieuses.
63J’aime à partager cette heure de fête, non pour me mêler à
64la gaîté commune, mais pour la contempler. Si la joie des
65autres aigrit les coeurs jaloux, elle fortifie les coeurs soumis;
66c’est le rayon de soleil qui fait epanouir ces deux belles fleurs
67qu’on nomme la “confiance” et l’“espoir”.

68Habituellement, la perspective qui s’ouvre devant ma fenêtre me ravit.
69C’est un chevauchement de toits dont les cimes s’entrelacent, se croisent,
70se superposent, et sur lesquels de hautes cheminées dressent leurs pitons_
71Hier encore je leur trouvais un aspect Alpestre, et j’attendais la première
72neige pour y voir des glaciers; aujourd’hui je n’aperçois que des tuiles
73et des tuyaux de poêle. Les pigeons qui m’aidaient à mes illusions agrestes
74ne me semblent plus que de miserables volatiles qui ont pris les toits
75pour bassecour; la fumée qui s’élève en legers flocons, au lieu de me
76faire songer aux soupiraux du Vesuve, me rappelle les preparations
77culinaires et l’eau de vaisselle, enfin le telegraphe que j’aperçois de
78loin sur la vieille tour de Montmartre, me fait l’effet d’une ignoble
79potence dont le bras se dresse au-dessus de la cité.─3

80In sorrow did I bow my head
81There is no peace on earth I said
82The world is strong
83And mocks the song
84Of “peace on earth, Goodwill to men”!

85Then pealed the bells more loud and deep:
86 “God is not dead! nor doth He sleep!
87What’s wrong shall fail
88What’s right prevail
89'With peace on earth, goodwill to men_4

90Er is hier nog veel te doen voor velen wien God
91Zijn zegen geeft en het leven spaart_5
 1v:3
92Terwijl ik bezig was U te schrijven werd ik bij Mr Jones ge-
93roepen, en die vroeg of ik lust had voor hem naar Londen
94te wandelen om geld voor hem te ontvangen. En toen ik
95s’avonds terug kwam, gelukkig daar was een brief van
96Pa met tijding van U! Wat was ik graag bij U-
97lieden/ bij Pa en bij U,6 jongen. En Goddank het
98wat beter gaat al zijt Gij nog zwak. En gij zult
99er naar verlangen om Moe te zien ook en nu ik
100hoor dat Gij met Moe mede naar huis gaat denk ik
101aan woorden in Conscience/

102J’ai été malade: Mon esprit était fatigué, mon âme désen-
103chantée, mon corps souffrant. Moi, que Dieu a doué au
104moins d’énergie morale et d’un vaste instinct d’affection, je
105tombais dans l’abîme du plus amer decouragement et
106je sentais avec effroi un poison mortel se glisser dans mon
107coeur rétréci. J’ai passé trois mois dans la Bruyère;─ Vous
108savez, cette belle contree où l’ame rentre en elle-même
109et jouit d’un délicieux repos; où tout respire le calme et
110la paix; où l’âme, en présence de la creation immaculée
111de Dieu, secoue le joug des convenances, oublie la
112société et se dégage de ses liens avec la vigueur d’une
113jeunesse renaissante; où chaque pensée revêt la
114forme de la prière; où tout ce qui n’est pas en harmonie
115avec la fraiche et libre nature sort du coeur. Oh! là, l’âme
116fatiguée rencontre la tranquilité; là l’homme épuisé re-
117trouve une force juvenile. Ainsi se sont passés mes jours
118de maladie, jours d’indicible jouissance pour mon âme:
119sourire au soleil quand, dans toute sa majesté, il lance
120au-dessus de l’horizon ses premiers rayons; epier la
121nature qui s’éveille et surprendre les premiers accents
122de l’hymne magnifique qu’elle adresse au ciel; par-
123courir bruyères et forêts; interroger mon âme ─ et
124penser ─ scruter et admirer la vie des plantes et des
125animaux, aspirer l’air pur à pleins poumons, s’arrêter,
126poursuivre sa route, revenir sur ses pas, et parler tout
127haut dans la solitude; rêver de choses splendides:
128de Dieu, de l’avenir, de notre Flandre si chère, de paix
129et d’amour.─ Et le soir donc! Etre assis sous le large
130manteau de la cheminée, les pieds dans la cendre,
131l’oeil fixé sur une étoile, qui là-haut m’envoie son
132rayon par l’embouchure de la cheminée, comme pour m’adresser
133un appel; ou bien, plongé dans une vague rêverie, regarder
134le feu, voir les flammes naître, s’élever, haleter, pétiller, se
135supplanter l’une l’autre comme par envie, pour lêcher la
136marmite avec leurs langues de feu,─ et songer que c’est là
137la vie humaine: naître, travailler, aimer, grandir et dis-
138paraître.... Là-haut, la fumée couronne la cheminee
139de son leger panache; rien de plus ne sort de ce bruit, de
140ce petillement, de cette ardeur.─7

141Mr Jones heeft mij beloofd dat ik niet zoo veel meer zoude
142hoeven te onderwijzen maar dat ik in zijne gemeente zou
143mogen werken voortaan, om de menschen te bezoeken, met hen
144te spreken enz. God geve er Zijn zegen op. Vader ik bid U dat
145Gij mij niet uit de wereld wegneemt maar dat Gij mij bewaart voor
146den booze.─8
 1r:4
149Nu vertel ik U nog van mijne wandeling naar Londen_
150s’morgens om 12 uur ging ik van hier en tusschen 5 en 6
151uur was ik waar ik zijn moest en deed den brief aan Pa
152en Moe daar op weg op de post.
153Toen ik in de buurt van de stad kwam waar de meeste
154schilderijwinkels zijn, in de buurt van het Strand, ont-
155moette ik veel bekenden; het was juist het etensuur
156en dus waren er veel op straat van de zaken komende
157of teruggaande. Vooreerst ontmoete ik een jong
158dominé die hier eens preekte en met wien ik toen
159kennis maakte, daarna de bediende van Mr Wallis
160en toen een van de Heeren Wallis zelf, in der tijd
161kwam ik daar wel een enkelen keer aan huis/ nu
162heeft hij reeds twee kinderen,9 en toen kwam ik Mr.
163Reid10 en Mr. Richardson11 tegen, dat zijn toch reeds
164oude vrienden. Verleden jaar om dezen tijd was Mr.
165Richardson te Parijs en wandelden wij zamen naar
166Père la Chaise.12 Daarna ging ik naar v. Wisselingh
167waar ik de schetsen voor twee kerkramen zag.13
168In het midden van het eene raam het portret van
169eene bejaarde dame, o zoo’n nobel gezicht met
170de woorden “Uw wil geschiede”14 er boven, in het andere
171raam het portret van hare dochter met de woorden/
172Het geloof is een vasten grond der dingen die men hoopt
173en een bewijs voor de dingen die men niet ziet.15 Daar, en
174in de zaak van Messrs G.&Cie16 zag ik mooie schilderijen en
175teekeningen, het is zoo’n diep genot om door de kunst zoo
176telkens aan Holland herinnerd te worden.
177In de City17 ging ik nog naar Mr Gladwell18 en naar de
178St Pauls kerk. En van de City naar het andere eindje van
179Londen/ daar bezocht ik een jongen die in der tijd van de school
180van Mr. Stokes, wegens ziekte, was vandaan gegaan en vond
181hem geheel beter, in de straat. Toen naar de plaats waar
182ik het geld voor Mr. Jones moest ontvangen. Die voorsteden van
183Londen hebben eene eigenaardige schoonheid; tusschen de
184kleine huisjes en tuinen zijn open plekken met gras
185begroeid en meestal met eene kerk of school of armhuis
186tusschen de boomen en struiken in het midden en het kan
187daar zoo mooi zijn als de zon rood ondergaat in den
188fijnen avondmist. Gisteren avond was het zoo en later
189had ik wel gewild gij die Londensche straten eens gezien
190hadt toen het begon te schemeren en de lantaarns werden
191aangestoken en allen en alles naar huis ging, aan alles
192kon men merken dat het Zaturdag avond was en in al
193dat gewoel was vrede, men voelde als het ware de behoefte
194aan en de blijdschap over den naderenden Zondag. O
195die Zondagen en wat er gedaan en gewerkt wordt op die
196zondagen/ het is zoo’n verkwikking voor die arme
197buurten en woelige straten. In de City was het
198donker maar het was eene mooie wandeling langs
199die reeks van kerken waar men langs komt. Digt
200bij het Strand vond ik een omnibus die mij een heel
201eind verder bragt/ het was reeds vrij laat. Ik kwam voorbij het
202kerkje van Mr Jones19 en zag in de verte nog een ander waar zoo
203laat nog licht brande/ ik ging daarop af en vond dat het
204een zeer mooi Roomsch kerkje20 was waar een paar vrouwen
205baden. Toen kwam ik in dat donkere park waarover
206ik U reeds schreef21 en vandaar zag ik in de verte de
207lichten van Isleworth en de kerk met de klimop en
208het kerkhof met de treurwilligen aan den kant van de
209Theems.
 1r:5
213Nu Theo word spoedig
214beter en lees dezen brief
215eens als Moe bij U zit
216omdat ik in gedachten
217zoo graag bij U beiden
218zou zijn. Ik ben toch
219zoo blij dat Mr. Jones
220beloofd heeft mij in zijne
221gemeente werk te geven,
222en ik langzamerhand
223zal vinden wat goed is_
224Wij moeten daar naar
225zoeken maar God moet
226helpen en doet dat ook/
227daar is geen leven dat Hij
228niet heiligen en bezielen
229kan. Moge ook ik het
230ondervinden “dat dit
231is een getrouw woord en
232aller aanneming waardig
233dat Christus is in de wereld
234gekomen om zondaren
235'zalig te maken”22 en bruik-
236baar en betrekkelijk goed
237doende.
238Ik verlang soms zoo naar
239U. Een hartelijken hand-
240druk aan U en geef gij
241Moe een hand voor mij
242als Zij bij U zit. à Dieu_

243Uw zoo liefh. broer
244Vincent

245à Dieu_ Moge God mij geven genade te
246vinden in de oogen van mijn
247Vader en Moeder en in de
248oogen van wie zullen na
249mij komen. En nu, mijn jongen,
250nog een woord aan U. Zoo wie
251zich begeeft in Christenomgeving
252en Christenwerk zoekt en doet zoo
253goed en zoo kwaad als hij kan/ die
254zal spoedig zich op een weg voelen
255die hij gaan moet of hij wil of niet
256en zal uitroepen in zielsangst/
257God helpe mij/ ik kan niet anders/ en God hoort
258dien roep en God is een machtiger hulp
259in het leven dan aller menschen en wereld hulp.

 1v:6
260Psalm 107

261Looft den Heer want Zijne goeder-
262tierenheid is in eeuwigheid_
263Dat zulks de bevrijden des Heeren
264zeggen, die Hij bevrijd heeft_
265Die in de woestijn dwaalden
266in eenen weg der wildernis, die
267geene stad ter woning vonden:
268Zij waren hongerig, ook dor-
269stig, hunne ziel was in hen
270overstelpt.─
271Doch als zij riepen tot den Heer,
272in de benaauwdheid die zij
273hadden, heeft Hij hen gered
274uit hunne angsten. En Hij
275leidde hen op eenen regten
276weg, om te gaan tot eene stad
277ter woning.
278Hij voerde hen uit de duisternis
279en Hij brak hunne banden_
280Want Hij heeft de koperen
281deuren gebroken en de ijzeren
282grendelen in stukken gehouwen_
283Hij zond Zijn woord uit en heelde
284hen en verloste hen uit hunne
285kuilen.
286Die met schepen de zee bevaren, die
287zien de groote werken des Heeren
288en Zijne wonderwerken in de diepe
289wateren.─
290Als Hij spreekt doet Hij eenen
291stormwind opstaan, die hare
292golven omhoog heft. Zij rijzen
293op naar den Hemel/ zij dalen neder
294tot in de afgronden; hunne ziel
295versmelt van angst. Zij dansen
296en waggelen als een dronken man
297en al hunne wijsheid wordt ver-
298slonden. Doch als zij riepen tot
299den Heer, in de benaauwdheid die
300zij hadden, zoo voerde Hij hen
301uit hunne angsten. Hij doet den
302storm stilstaan, zoodat hunne
303golven stilzwijgen. Dan zijn
304zij verblijd, omdat zij gestild zijn,
305en dat Hij hen tot de have hunner
306begeerte geleid heeft_
307Hij brengt de nooddruftige in een
308hoog vertrek. De opregten zien het
309en zijn verblijd.─23

310L’homme s’agite mais Dieu le mène_24

311Protégez-moi mon Dieu car ma bar-
312que est si petite et Ta mer est si grande.25

313Only they that brave its dangers know
314the secret of the sea/ understand its mystery_26

38 »Morgen hoop ik voor de tweede maal eenig geld te ontvangen in mijn nieuw werk, en daarvoor een paar
39nieuwe laarzen te koopen en een nieuwen hoed. En dan als God wil “ons maar
40weer opmaken”_27

147 »Veel groeten aan allen bij Roos en aan allen die ik ken/ vooral aan allen bij de Hr Tersteeg en v. Stockum en
147aHaanebeek.

148Vertel eens aan Moe het zoo heerlijk was een paar door Haar gebreide sokken aan te trekken na dien togt naar Londen.

210 »In de Londensche straten verkoopt men overal ruikende viooltjes/ die bloeijen hier tweemaal s’jaars. ik kocht er van voor
211Mrs Jones om mijne pijp te vergoeden die ik nu en dan hier rook, vooral s’avonds laat in de speelplaats_ Maar de tabak is nog al
212zwaarmoedig hier.


- The sheet is folded in such as way as to create four ‘normal’ pages and two long vertical strips. The sequence in which they were used (the psalm and the marginalia in particular) is uncerttain.
23-24 Ik zie < ik Zie
51 fête; < fête
53 aux < au
89 men”. < men.
235 maken” < maken
38-40 Morgen [...] opmaken”. < In the left margin on p. 1, l. 1-37 (Isleworth [...] soir.─)
147-148 Veel [...] Londen < In the left margin on p. 3, l. 92-146 (Terwijl [...] booze.)
210-212 In [...] hier < In the left margin on p. 4, l. 149-209 (Nu [...] Theems.)
top