1r:1
Isleworth. 18 Aug. 1876

Waarde Theo,
Gisteren ben ik bij Gladwell1 geweest, die voor eenige dagen thuis is; er gebeurde iets heel treurigs in zijne familie; zijne zuster, een meisje vol leven met donkere oogen en haar, 17 jaar, is gevallen bij het paardrijden, op Blackheath, zij was buiten kennis toen men haar opnam en is 5 uur later, zonder weer tot zich zelven gekomen te zijn, gestorven.2
Zoodra ik hoorde wat er gebeurd was en dat Gladwell thuis was ben ik er heen gegaan.─ Gisteren morgen 11 uur vertrok ik van hier en had eene lange wandeling naar Lewisham, de weg ging van ’t eene eind van Londen naar het andere, om 5 uur was ik bij Gladwell.3 Ik was nog naar hun winkel gegaan4 maar die was gesloten.─
Allen waren juist van de begrafenis terug, het was een waar klaaghuis en het was mij goed daar te zijn.5 Ik voelde een gevoel van verlegenheid en schaamte bij het zien van die groote eerbiedwaardige smart, want deze menschen zijn eerbiedwaardig.
 1v:2
Zalig zijn die treuren,6 zalig zijn zij die “droevig zijn, maar altijd blijde”,7 zalig zijn zij die eenvoudig zijn van hart,8 want God vertroost de eenvoudigen.9 Zalig zijn zij die de Liefde vinden op hunnen weg, die door God innig aan elkaar zijn verbonden, want hun werken alle dingen mede ten goede.─10 Ik sprak lang met Harry tot s’avonds toe, over allerlei, over het koninkrijk Gods en over zijn Bijbel en al pratende wandelden wij in het station op en neer en die oogenblikken tot het afscheid zullen wij wel niet vergeten.
wij kennen elkaar zoo, zijn werk was mijn werk, de menschen ginder die hij kent ken ik, zijn leven was mijn leven, en zoo diep was het mij gegeven te zien in de geschiedenis van die familie, omdat ik meen dat ik hen liefheb, minder omdat ik de bijzonderheden van die geschiedenis ken dan omdat ik den toon en de stemming van hun zijn en leven voel.
Wij wandelden dus op en neer in dat station, in die alledaagsche wereld maar met een gevoel  1v:3 in ons dat niet alledaagsch was.
Zij duren niet lang, die oogenblikken, en wij moesten spoedig afscheid nemen van elkaar. Het was een mooi gezigt uit den trein over Londen dat daar lag in den donker, St Paul11 en andere kerken in de verte. Ik spoorde tot Richmond12 en wandelde langs den Theems naar Isleworth, dat was eene mooie wandeling, links de parken met hunne groote populieren, eiken en iepen, rechts de rivier waarin de groote boomen spiegelden. Het was een mooien bijna plechtigen avond; om kwart over 10 was ik thuis.─
Dank voor Uw laatsten brief. Gij hadt nog niet geschreven dat Mevrouw Vincent overleden was, wat heb ik Haar dikwijls s’avonds thuis gebragt.─13 Komt Gij nog wel eens bij Borchers aan huis? Wat zou ik graag mede naar de Hoeve zijn gewandeld! Dikwijls doe ik Bijbelsche geschiedenis met de jongens en verl. Zondag deed ik bijbellezing met hen. S’morgens en s’avonds lezen wij allen den Bijbel en zingen en bidden en dat is goed.─ Ook te Ramsgate deden wij dat en als die 21 zonen van de Londensche markten en straten baden “Our Father, who art in Heaven, give us this day our daily bread”14 heb  1r:4 ik wel eens gedacht aan den roep der jonge raven dien de Heer hoort,15 en ’t was mij goed met hen mede te bidden en waarschijnlijk lager dan zij het hoofd te buigen bij de woorden Do not lead us into temptation but deliver us from evil.16
Ik ben nog vol van gisteren; ’t moet goed zijn den broeder te zijn van dien man dien ik gisteren zoo bedroefd zag, ik bedoel het moet “zalig zijn te treuren”17 met mannelijke droefheid, wat had ik dien Vader graag getroost, maar ik stond verlegen dáárvoor, tot den zoon kon ik spreken. Er was iets geheiligds in dat huis gisteren.
Hebt gij ooit gelezen “A life for a life”, in ’t Hollandsch meen ik “uit het leven voor het leven”, door de schrijfster van John Halifax,18 dat zoudt Gij zeer mooi vinden. Hoe gaat het met Uw Engelsch.─
Het was een genot om weer eens eene verre wandeling te doen, hier op school wordt maar zeer weinig gewandeld. Als ik denk aan mijn leven van strijd te Parijs verl. jaar en nu hier waar ik soms een heelen dag de deur niet uit kan, ten minste niet verder dan den tuin, dan denk ik wel eens, wanneer zal ik weer teruggaan in die wereld? Ga ik er in terug dan zal het echter waarschijnlijk wel weer ander werk zijn dan verl. jaar.─ Maar ik geloof dat ik liever Bijbelsche geschiedenis met de jongens doe dan wandelen, men gevoelt zich min of meer veilig als men het eerste doet.─
En nu, groeten bij Roos en mocht soms iemand anders naar mij vragen. Hoe maken het de families v.d. Berg,19 en v. Stockum op het Buitenhof,20 hoort Gij ooit iets van hen.─ Een handdruk in gedachten en het beste U toegewenscht door

Uw zoo liefh. broer
Vincent

En hierbij een brief voor Mauve. Gij moogt dien lezen, ik geloof het goed is om zijne bekenden van vroeger niet te vergeten, daarom schrijf ik maar weer eens aan den een en ander, ook te Parijs, aan Soek en anderen.

Als Gij iemand kunt overhalen om Scenes from Clerical Life door Elliott en Felix Holt te lezen dan doet Gij een goed werk. Het eerste is zoo prachtig schoon.─ 21 Recommandeer het eerste eens aan Caroline en bij Mauve en als ’t kan ook aan de Hr Tersteeg.

Zoudt Gij per ommegaande kunnen opgeven of een Nederlandsch pond boter 80ct kost en is het een ander pond ─ welk gedeelte van een kilo is dat dan?22

Groet ook de Heer Tersteeg voor mij en Mevrouw en Betsy.

Ik schrijf U tusschen de schooluren in en nog al in haast zoo als Gij ziet.─23

top