1r:1
Londen 20 Juli 1873

Waarde Theo,
Dank voor je brief, die mij veel genoegen deed. Ik ben blij dat het je goed gaat, & ’t je bij Mr. Schmidt aan huis bevallen blijft. Mr. Obach had met pleizier kennis met je gemaakt.1 Ik hoop dat wij in ’t vervolg veel zaken met jelui zullen doen. Dat schij van Linder2 is zeer mooi.
Wat de photogravure betreft, ik weet wel zoowat hoe zij gemaakt worden, maar heb het niet gezien, en ’t is mij niet helder genoeg om het uit te leggen.–3
De Engelsche kunst trok mij in ’t begin niet erg aan, men moet er aan wennen. Er zijn echter knappe schilders hier, o.a. Millais die “The Huguenot”, Ophelia &c. heeft gemaakt, waarvan je de gravures wel zult kennen,4 dat is zeer mooi. Dan Boughton, van wien je de “Puritains allant à l’église”,  1v:2 in onze Galerie photographique,5 kent, van hem heb ik zeer mooie zaken gezien. Verder onder de oude schilders Constable, dat is een landschapschilder die een jaar of 30 geleden leefde, dat is prachtig, het heeft iets van Diaz en Daubigny, en Reynolds en Gainsborough die vooral zeer zeer mooie vrouwenportretten hebben geschilderd en dan Turner naar wien je wel gravures zult gezien hebben.–6
Er wonen enkele goede Fransche schilders hier, o.a. Tissot, naar wien verscheidene phot. in onze Gal. photogr. zijn,7 Otto Weber en Heilbuth. De laatste maakt tegenwoordig juweelig mooie schilderijen in den trant van dat van Linder.–
Gij moet mij bij gelegenheid eens schrijven of er photographien naar Wauters zijn behalve Hugo v.d. Goes en Maria van Bourgondie8 en of je ook photographies kent naar schilderijen van Lagye en de Braekeleer.  1v:3 Dat is niet den ouden de Braekeleer dien ik bedoel maar ik geloof een zoon van hem die op de laatste tentoonstelling te Brussel 3 prachtige schilderijen had, getiteld Anvers, L’école en L’atlas.–9
Het gaat mij hier goed, ik wandel veel, het is, hier waar ik woon, eene stille, gezellige en frissche buurt, ik heb dat wezentlijk goed getroffen. Toch denk ik wel eens met weemoed aan de heerlijke Zondagen te Scheveningen10 en zoo voorts, maar daarom niet getreurd.–
Je zult zeker gehoord hebben dat Anna te huis, en niet wel is,11 dat is een slecht begin van hare vacantie maar wij willen hopen zij nu reeds beter is.–
Dank voor wat je mij van schilderijen geschreven hebt. Als je ooit iets ziet van Lagye, de Braekeleer, Wauters, Maris,12 Tissot, George Saal, Jundt, Ziem, Mauve, moet je mij dat vooral schrijven, dat zijn schilders waarvan ik veel houd en van wien je waarschijn  1r:4 lijk wel eens iets zien zult.
Hierbij eene copie van dat vers van dien bewusten schilder “die trad in de Zwaen, de herberg waer hij besteed was”13 dat je je wel herrinneren zult. Dat is echt Brabant en ik houd er zoo veel van, Lies schreef het voor mij over den laatsten avond dat ik te huis was.–14 Wat zou ik je graag eens hier hebben, wat hebben wij te s’Hage prettige dagen samen gehad, ik denk nog zoo dikwijls aan dien wandeling op den Rijswijkschen weg waar wij aan den molen na den regen melk gedronken hebben.–15 Als de schilderijen die wij van jelui hebben, teruggaan, stuur ik je een portret van dien molen door Weissenbruch,16 je herrinnert je misschien wel, den vrolijken Wijs is zijn bijnaam, “prrrachtig zal ’k maar eens zeggen”.–17 Die Rijswijkschen weg heeft voor mij herrinneringen die misschien de heerlijksten zijn die ik heb. Als wij elkaar eens spreken hebben wij het daar misschien nog wel eens over.
En nu kerel, heb het goed, denk van tijd tot tijd eens aan mij en schrijf mij eens spoedig, het is zoo’n verkwikking voor mij als ik een brief krijg.

Vincent.

Mijne groeten aan Mr. Schmidt en Eduard.18 Hoe gaat het met Oom Hein en Tante, schrijf mij daar eens wat van, komt gij er dikwijls. Groet hen hartelijk voor mij.

 2r:5
De avondstond.19

Langzaem galmde ’t getamp der beeklok over de velden
Die volzalig in ’t goud der avondzonne zich baedden.
Plechtig roerende stond! als in ’t dorp elk moederken eensklaps
Staekende ’t snorren van ’t wiel met het teeken des kruises zich zegent.

Wijl op den akker de boer, zijn dampende rossen weerhoudend,
Achter de ploeg zich ’t hoofd ontbloot om een ave te preevlen
Plegtig roerende stond! als de klok die ’t einde der dag taek,
Wijd en zijd verkondt, die krachtige druipende hoofden;
Neer doet buigen voor hem, die ’t zweet in de voor doet gedijen.

Ook den kunstnaer, die ginds op de helling des lommrigen heuvels
Reeds van vroeg in den dag zoo druk heeft zitten te schildren,
Klonk nu de Angelusklok als een aftogtsteeken; hij wischte
Traeg penseel & palet, die hij borg, bij zijn doek, in de draegkas,
Vouwde zijn veldstoel dicht, en daelde, al droomende ’t pad af,
Dat door ’t bloemrijke dal zacht kronkelend leidt naer het dorp.

Doch hoe dikwijls eer hij beneden de delling bereikt had,
Stond hij bewonderend stil, om ’t frissche tafreel dat daeronder,
Zich voor zijne oogen ontrolde, nog eens in zijn ziele te printen.

Vlak voor hem lag ’t dorp, met een heuvel ten noorde & ten zuide,
Tusschen wier ruggen de zon, hoogrood weg zinkende in ’t Westen,
Gansch den schat van haer kleuren & straelengetoover deed stroomen.
’t Klokje, in den grijzen, met zwartgroen veil omsluierden toren,
Zweeg nu; Roerloos hingen, daer ginds op de hoogte de bruine
Molenwieken; het loof stond roerloos, & boven de hutten,
Stegen de blauwe wolkjes der schadden zoo recht uit de schouwen,
Dat ze in de tint’lende lucht ook roerloos schenen te hangen.

T’was of dit dorpken, dit veld, die heuvels, of alles in ’t ronde,
Eer het zich wikkelde in ’t kleed van d’avonddauw om te slapen
Onder den afscheidskus der zon, stilzwijgend en dankbaer,
Eens nog de weelde & den vrêe herdacht die het weder gesmaekt had.

Ras werd dit zwijgen nogtans door de zoete geluiden des avonds
Lieflijk verstoord. In de verte, uit een zonk van den heuvel weerklonken
Langzaem slepend & ’t vee oproepend de toonen des toethoorns
En op dit sein van hun hoeder, verscheen weldra in de holle
Zandige bergstraet, heel de bontkleurige kudde der koeijen,
Knallend & schallende dreef nu de klets des knapen hen voorwaerts
Wijl ze als bij beurte den hals uitstrekkend met vriendlijk loeijen
Reeds van verre den stal begroeteden waer hen de melkster
Iedren avond wacht, die hun spannenden uijer weer licht maekt.
En zoo kwam er allengs op de paden die even als speeken
Rond hunne as, van ’t dorp uitstraelden, beweging & leven.
Hier was ’t een boer, die egge of ploeg op de veldslet huiswaert
Sleepte, & een deuntje floot, ter zijde op zijn bruintje gezeten.
 2v:6
Daer, een blozende deern, met een bussel geurige klaver,
Vol madelieven & kol op ’t hoofd, die den andren van verre
Hertlijk & lustig te gaer, heur helder “goen avond” toeriep
Verder... Maer juist op de baen, waer ’t padje gevolgd door den schilder
Heenliep, klonk er op eens een schaterend juichen hem tegen.
Zwenkend van hot naer haer, kwam daer een wagen tot klinkens
Opgestapeld van d’oogst der boekweit, nader gebolderd.
Peerd & vracht was gesierd met fladdrende linten & meijen
Kindren, elk met een krans van bloemen op ’t vlas blond kopje
Zaten boven er op, blij zwaeiend met elzene takken,
Of een regen van loof & bloemen naer onderen strooijend
Wijl om den wagen, beneen, een troep van knechten & meiden
Sprongen & zongen, dat gansch de insluimrende vlakte er van opschrok.–

Stil glimlachende zag de schilder, van achter de heesters,
Over de hobb’lige baen, het getier traeg verder zich slingren.
Ja, zoo mompelde hij, ja, ’t moet daerboven den Heere,
Lieflijk klinken, het blijde gejuich, waermede die herten
Zoo eenvoudig hun dank uitstorten bij ’t zaemlen der laetste
Vruchten, die hij elk jaer volop uit hun zwoegen laet rijpen.
Ja, want ’t schoonste gebed van eenvoud & onschuld is vreugde!

En dus mijmrend aen ’t kalme & diepe genot dat de ziele
Smaekt op ’t veld, of nog eens gansch ’t heerlijk toneel van daereven
Met zijn kunstnaersgeest, opbouwende in stille verrukking,
Kwam hij, zonder het zelf te bemerken in ’t dorpken geslenterd.–

Reeds was ’t purper & geel tot grijs in ’t Westen verzwonden,
En in ’t Oosten verrees vlak neven het kerksken, de volle,
Koperkleurige schijf der maen, van dampen omschemerd,
Toen hij trad in de Zwaen, de herberg waer hij besteed was.–

Jan van Beers
De Bestedeling

top